Godfried Bomans Verslaafd aan adoratie en applaus

Door: Bas van Kleef

Geboren: 2 maart 1913 in Den Haag. Vraag in de kinderwagen: 'Ben ik wel zoet?' Vroeg pseudoniem: Majorick ('Betere ik', of: 'Ik ben de betere'). Vlucht uit de worsteling met zijn vader en met God: Eindeloos Sinterklaas spelen en over hem schrijven. Gestorven: 22 december 1971 in Bloemendaal.

VOOR Godfried Bomans waren de omstandigheden gunstig om uit te groeien tot een groot literator: hij was geestig, intelligent, dwars, dromerig, in zichzelf gekeerd en ijdel, en verder vormden de inktzwarte jaren van zijn roomse jeugd, met een afstandelijke moeder en een Zeus-achtige vader ('de man met de witte das'), de spreekwoordelijke goudmijn. Daar lag het dus niet aan dat hij, in de jaren vijftig en zestig de meest gelezen Nederlandse auteur, nimmer literair en pas zeer laat koninklijk onderscheiden, de geschiedenis vooral is ingegaan als causeur, als spreker, als prater of zelfs praatjesmaker om het oneerbiedig te zeggen - kortom: als bekende Nederlander.

Bekend Nederlander wordt men niet door verdienste, maar door een frequent herhaalde verschijning op de televisie. Bomans dankte zijn faam aan de opkomst van de televisie in Nederland, en hij werd daardoor een van de eerste Bekende Nederlanders ter wereld. Hij genoot ervan. Hij genoot van zichzelf als de geestigste en de spitsvondigste, als de beste improvisator, als de geboren orator, in fora en spelletjes als Hou je aan je woord, Cursief en Kopstukken.

Het heeft zijn carrière als schrijver de das omgedaan. Bomans' angst voor miskenning, waarin zijn ijdelheid wortelde, en die al begon bij zijn ouders die hem als een mislukkeling zagen, heeft hem zijn hele leven achtervolgd. Die angst en die ijdelheid verklaren ook de rusteloosheid waarmee hij zijn bestaan versnipperde: van de ene winkelopening naar de volgende braderie, van de radio naar de televisie, van het ene door hemzelf opgerichte schertsgenootschap naar de volgende feestrede. Altijd op zoek naar opziende blikken, warmte, bewondering en erkenning.

Dus altijd op de vlucht voor zichzelf.

Bomans klaagde weleens dat hij maar niet toekwam aan een serieus boek, maar hij kon niet anders. De behoefte aan alomtegenwoordigheid, die vlucht in de versnippering, kwam voort uit het besef dat hij voor het schrijven van meer dan columns, stukjes, strips (de beroemde Pa Pinkelman), pastiches, schertsinterviews en voorwoorden bij de zoveelste bundeling daarvan, angstaanjagend diep in zijn eigen ziel zou moeten graven en zichzelf zou moeten blootgeven. Hij vreesde die diepere lagen in zichzelf. Vooral om die reden bewonderde hij bijvoorbeeld Wolkers en Reve: die durfden af te rekenen met God, met hun vader, met hun jeugd. Hij niet.

Angst was er vanaf het begin geweest, en in vele gedaanten. Angst voor de kerk, voor school, voor de hel, voor alle gezag, voor zijn vader en voor God, wat ongeveer op hetzelfde neerkwam. Angst ook voor zijn eigen naam, die ondraaglijk zwaar was voor een kind. Hij schrapte God, en van wat overbleef, maakte hij het veel lichtere Frits. En bij alles wat hij deed, werd hij gekweld door de vraag of hij geen straf verdiende, of hij het wel goed deed.

Al zijn leven zou Godfried Bomans een

13-jarig jongetje blijven (Mulisch), nooit de puberteit te boven gekomen en naar schatting een eeuw te laat geboren. Altijd met heimwee en hunkering naar vroeger, naar geborgenheid en gezelligheid en argeloosheid, schiep hij zich in en buiten zijn werk een eigen wereld, waarin het veilig was en waarin hij veilig was.

Memoires of gedenkschriften van Minister Pieter Bas (1937), Erik of het klein insectenboek (1941) en Sprookjes (1946) illustreren die behoefte aan ontsnappen, er niet bij durven horen, zichzelf verstoppen. Zoals hij in latere jaren, ten overstaan van wie maar wilde luisteren, urenlang kon fabuleren over zichzelf en zijn bedachte belevenissen, zijn fantasieën voor waar verkopend, zelfs zijn beste vrienden tot hun wanhoop in studentikoze grappen en complotten betrekkend. En met zijn weergaloze taalbeheersing altijd aan het langste eind trekkend.

Schrijvend was Bomans vooral een meesterlijke stilist. Het ging hem niet zozeer, hij heeft dat zelf menigmaal benadrukt, om wat hij wilde zeggen (dat was, door die existentiële angst, niet altijd heel veel), maar hoe hij het opschreef. Hij gebruikte daartoe een combinatie van archaïsche woordkeus en zinsbouw, met plotselinge alledaagsheid en zelfverzonnen typeringen als 'rekelbast', of 'snakselaar', en voerde hoogwaardigheidsbekleders op die hij gezagsondermijnend voorzag van namen als Kneepkens of Wittebol.

Bomans overtrof met dat schrijven verre zijn vader, de politicus, die toen hij zag dat zijn zoon een schrijversloopbaan koos, besloot eveneens de pen ter hand te nemen. Het werd een mislukking waarover niet meer werd gesproken.

In het openbaar het woord voerend was Godfried meer gewaagd aan zijn vader. Van de man die als wethouder, als gedeputeerde en als Kamerlid alle zalen plat kreeg, erfde hij het spreektalent, maar waar zijn vader met weidse gebaren en donderend geluid te werk ging, gebruikte Godfried een zachte, aarzelende stem, en een subtiele timing. Met als resultaat dat op den duur zijn gehoor reeds de adem inhield wanneer hij nog maar quasi-afwezig naar voren trad, door zijn haar streek en gespeeld-verstrooid door zijn dikke brillenglazen de zaal inkeek. Om bij het eerste woord van die wat hoge, 'Haarlemse' stem direct in gebulder uit te barsten. Ook wel om wat hij zei, maar vooral weer om hoe.

Veel beroemder dan zijn vader werd Godfried na de oorlog. Hij ging stukjes schrijven voor de Volkskrant en voor Elsevier, werd daarmee in de eerste plaats columnist en veel minder oeuvreschrijver. In 1950 verscheen nog Een eeuw trappistenleven en daarna was het eigenlijk wel gebeurd.

Van alle ruim zestig titels van zijn hand bestaat het overgrote deel uit bundelingen van her en der verschenen korte beschouwingen en leukigheidjes. Die bundelingen (Kopstukken, Buitelingen, Capriolen, Nieuwe Buitelingen, etcetera) werden dan vaak opnieuw gebundeld, al dan niet met zijn instemming, of geherbundeld, vervolgens op de radio voorgelezen en daarna op de televisie. Het volk kon niet genoeg van Bomans krijgen en Bomans ook niet, en onbekommerd plagieerde hij zichzelf.

Van een potentiële schrijver werd hij een nationale grapjas, die in elke huiskamer een geziene gast was. Hij kon niet buiten het instantane succes, het directe applaus, de onmiddellijke adoratie van velen. Hij was een rondtrekkend circuspaard geworden dat op elke nieuwe standplaats weer het zaagsel in de ring moest ruiken. Verslaafd aan succes nam hij niet de tijd voor het echte werk, herhaalde hij zich en holde hij zichzelf uit. Nee kon hij niet zeggen en alles nam hij aan, want hij wilde aardig gevonden worden.

De latere Bomans werd minder leuk (zo had hij zelf besloten) en veranderde in een behoudende, moralistische mopperaar op veranderende tijden en zeden. Voornamelijk nog achteromkijkend zag hij een geromantiseerd verleden uit het zicht verdwijnen, terwijl hij zich er wanhopig aan probeerde vast te klampen. Angst voor het heden, voor het hiernamaals en voor zichzelf. En angst dat hij door de mand zou vallen, dat het publiek zou vinden dat hij eigenlijk niet zoveel voorstelde; 13 jaar oud nog maar, dus steeds somber op zoek.

In juli 1971, op Rottumerplaat, tijdens een verblijf van een week voor een radioprogramma, ziek, zwak en misselijk, op een onbewoond eiland op zichzelf teruggeworpen, denkt hij na over zijn leven. 'Ik zie nú eigenlijk pas goed, dat ik ben wie ik ben en dat dat zo heeft moeten zijn. Ik heb geen wrevel en geen wrok meer tegen het verleden.' Bomans was ernstig geworden, had zelfs vrede met zijn vader. Tegenover een gehoor van louter zeemeeuwen, die hem krijsend trachtten te verjagen, was zijn verzet tegen de volwassenheid gebroken; hij durfde zichzelf onder ogen te komen en zichzelf te laten zien. Dus was het voorbij. Vreemd eigenlijk dat zijn overlijden, vijf maanden later, onverwacht werd genoemd.

Bas van Kleef

Dit is de 61ste aflevering van een serie over honderd belangrijke Nederlanders van deze eeuw.

Bron:
De Volkskrant
9 december 1998