Terug naar Rottumerplaat

Door: Jos Bloemkolk

Vanaf 17 juli 1971 bevond Jan Wolkers zich een week lang moederziel alleen op Rottumerplaat. Zijn enige contact met de buitenwereld verliep via een zendertje waarmee hij elke dag om twaalf uur 's middags tien minuten kon spreken met Willem Ruis in het Groningse Warffum. Die gesprekken waren te horen via Hilversum 1 in Alleen op een eiland, een coproduktie van Vara en Avro.

Een week eerder had Godfried Bomans hetzelfde gedaan, met een volkomen ander resultaat. Natuurmens Wolkers at wat de zee en het land hem opleverden, richtte een hek op met een deur ('Jan Wolkers 2x bellen'), zwierf over het hele eiland en stortte zich met al zijn energie op een scholekster met een gebroken pootje en dode en levende zeehonden. Stadsmens Bomans, die de omgeving van Haarlem zei te prefereren boven Rottumerplaat, was onthand en beleefde een zeer moeilijke week.

Het radio-experiment kreeg toentertijd veel publiciteit. Hier was sprake van een gebeurtenis. De uitzendingen werden in later jaren dan ook meermalen herhaald, een behandeling die radioprogramma's zelden krijgen. Toen Wolkers een door zijn moeder verstoten zeehondje had gered, dat vervolgens door de luchtmacht van het eiland was gehaald, werd dat als bericht in de kranten vermeld. De luchtmacht kwam ook in actie voor Bomans. Die had 's nachts in zijn tentje last van de herrie (de wind, de meeuwen) en een vliegtuig wierp aan een rood parachuutje een pak wattenstaafjes af in een hoeveelheid die volgens Bomans genoeg was voor vijfhonderd personen. Geen van die staafjes paste in zijn oor. Hij voelde zich ziek en eenzaam.

Toen in december van dat jaar Bomans plotseling aan een hartaanval overleed, dachten sommigen dat dat te maken had met zijn voor iedereen hoorbare beproevingen op Rottumerplaat. Radioproducent Gé Gouwswaard, die de uitzendingen opzette naar Deens voorbeeld, zegt daar nu over: ''Mulisch heeft me toentertijd verweten dat ik indirect schuld had aan zijn dood. Maar Bomans is goed onderzocht voor hij naar Rottumerplaat ging, de dokter gaf zijn fiat. Bomans was nu eenmaal een sensibele man. Hij had het moeilijk, maar dat was ook de bedoeling. Het ging er nou juist om te kijken hoe iemand onder dergelijke omstandigheden reageerde. Wolkers is natuurlijk een heel contrasterende figuur: spontaan, extravert. Die redde het daar veel beter. Zo werden het twee heel verschillende weken. Ook dat was de bedoeling.''

Bomans was notoir onhandig en Gouwswaard zegt dat hij hem voor de zekerheid twaalf blikopeners mee gaf. Wolkers trof de sporen van Bomans' worsteling aan, toen hij op het eiland kwam: ''Ik vond blikjes die hij met zo'n klein openertje had proberen open te maken. Ze zagen eruit alsof hij zijn tanden erin had gezet.'' Ook vond hij meeuwe-eieren, tot struif vertrapt door de slechtziende schrijver. Volgens Wolkers is het verblijf op Rotummerplaat voor Bomans 'een enorme klap' geweest.

Hij zegt die dingen in de film die de Avro vanavond uitzendt als eerste van een nieuwe reeks van het programma Karel. De Vara/Avro-radioserie destijds was gemaakt door Vara-producer Gouwswaard met de in 1986 overleden Vara-presentator Willem Ruis, de Avro was er alleen bij betrokken door zendtijd ter beschikking te stellen.

Vluchtende zeehonden Karel van de Graaf en cameramannen Paul van den Bos en Cees Samsom vergezelden Wolkers op diens terugkeer naar Rottumerplaat, het schitterende Rottumerplaat, waar de camera zich tegoed kan doen aan opfladderende vogelkolonies, vluchtende zeehonden en voortjagende wolkenpartijen langs een blauwe maan. Wolkers, citerend uit het Hooglied: ''De hemelen vertellen zijn eer.'' En uit A. Roland Holst: ''Wolken, heldere droomnomaden. Dat is mooi, hè.''

Wolkers is nog net zo actief en gretig als 24 jaar geleden. Als hij een geribbelde stenen zeewering nog juist boven het zand ziet uitsteken, komt onmiddellijk een treffend beeld bij hem op: ''Het zijn net enorme reptielen, krokodillen, die in angst proberen het land te verlaten en wegzakken in de lava.'' Nee, tegen de zee is niets uit te richten. ''De vermorzelende zee, de scrotum shrimpende zee, noemt Joyce het, hè. De snotgroene zee.''

Er is nogal wat veranderd op het eiland. Rijkswaterstaat heeft stenen gebouwen opgericht, tot verbazing van Wolkers: ''Voorheen onbewoond eiland. Een heel wagenpark, nota bene: twee jeeps! Daar was een houten barakje, waar ik met dat zeehondje heb gezeten. Het enige wat er nog is van vroeger is de grauwe vliegenvanger. Die zie ik daar vliegen. Die is trouw gebleven, hè.''

Van de Graaf praat met Wolkers zonder afspraken vooraf. Van de Graaf, bij de voorvertoning van de film: ''Hij heeft er een ontzettende hekel aan als het een voorgekookte indruk maakt. Hij wilde ook niets over doen.'' Wolkers legt uit waarom: ''Ik herinner me de allereerste keer dat ik voor de televisie werd geïnterviewd, ergens in het begin van de jaren zestig. Hans van Straten was de interviewer, hè. Die wilde alles vooraf doornemen. Na de uitzending schreef een criticus terecht dat het eruit zag als twee mannen die tegenover elkaar een bord zand zaten leeg te eten.''

Omdat Wolkers over drie weken 70 wordt - mooie aanleiding voor de film - praat Van de Graaf niet alleen met hem over Rottumerplaat, hoewel daar alles in zit wat je over Wolkers zou willen weten. Het gesprek gaat ook over leven en dood en werk.

Wolkers over zijn voorliefde voor vrouwen: ''Ik denk dat dat door mijn moeder komt. Ik was altijd een moederskind. Voordat ik vier was heb ik langer tegen mollig vrouwenvlees aangelegen dan de meeste mannen hun hele leven, hè.'' Maar steeds blijft hij oog en oor houden voor wat om hem heen gebeurt. Bij een mijmering over 'dingen die van waarde zijn', zegt hij opeens: ''Die meeuw hoort het ook en werpt zich meteen naar de zuivere zee toe.''

Eenmaal fungeert zo'n observatie als een ontsnapping. Van de Graaf heeft bij de voorbereidingen ontdekt dat Wolkers ooit een dochtertje verloren heeft in een brand, ongeveer zoals het beschreven staat in zijn roman Een roos van vlees. Wolkers spreekt er met grote moeite over: ''Dat is ongeveer zo gebeurd, ja. (stilte) Ik heb veel geschreven over mijn broer, daar zit ook de dood van dat meisje in. De doden waar je dagelijks mee leeft. De keerzijde van de dood is dat als ik sterf het laatste deel van mijn broer sterft en dat is met dat meisje ook zo. Dat sterft met je. (stilte) Ik zou het niet willen terugdraaien, hè, omdat dat zinloos is. Het moest zo gaan. Ik zie dat vrij onverbiddelijk. Er is geen vrede.'' (stilte) En dan, als de spanning almaar groter wordt, zegt Wolkers: ''Hoor je, de tureluur.'' Eindelijk vrij.

Van de Graaf zegt te hopen dat hij Wolkers niet teveel verdriet heeft bezorgd. Wolkers: ''Nee, weet je wat ik dan altijd doe? Ik pak een zakdoek en zeg: 'Sterk spul, hè, die Fisherman's Friend?' Wil je dat ik lach?'' En dan zet op de geluidsband Billy Holliday in: 'It's so easy to remember, so hard to forget.' Daarmee en met een woeste, langs de maan vegende wolkenpartij eindigt de prachtige film.

Dat Holliday-citaat was ook het motto van het boekje dat Wolkers over zijn verblijf op Rottumerplaat schreef. En nog steeds, na bijna 25 jaar, droomt hij dat hij op weg is naar een dode zeehond. ''De intensiteit dat je alleen bent maakt zulke dingen onvergetelijk. It's so easy to remember, so hard to forget.''

Gruwelijk verhaal Wie luistert naar de band met de oorspronkelijke opnamen uit 1971 begrijpt dat heel goed. Wolkers vertelde via de ruisende mobilofoonverbinding dit gruwelijke verhaal: ''Eergisteren heb ik een dode zeehond op het strand gevonden. Ik schrok, het leek wel een groot varken zonder poten. Met veel moeite heb ik het met een stok opzij gerold, hè. Ik ben er met een groot mes heengegaan om het open te snijden en te kijken of het zwanger was. De wind stond naar me toe, ik rook het al op honderd meter afstand: een vette, zoetige kadaverlucht. Toen ik met dat mes door de huid stootte, sisten en borrelden er allemaal gassen uit. Opeens werd het donkerrood en bloederig en toen zag ik tussen al die blubber opnieuw een bonthuidje. Er zat inderdaad een jong in. Voorzichtig heb ik het helemaal losgesneden en toen kwamen er van die roeihandjes tevoorschijn en het kopje met van die droeve uitpuilende ogen. Hij had op het punt gestaan geboren te worden. Voorzichtig heb ik het naast de moeder neergelegd. De tranen liepen over mijn wangen van ellende en van de stank. Zo lag-ie daar naast zijn moeder die helemaal openlag, de navelstreng tussen hen in. Het was alsof ik onder een vloek daarvandaan ging. Ik merkte niet eens dat ik op tien meter van mijn tent was gekomen, en dat was een enorme bevrijding, want ik hoorde opeens het tikken van mijn jonge scholekster, het tikken van zijn snavel op het bord met jonge garnalen. Eindelijk was hij gaan eten. Over.''

Op de vraag van Willem Ruis naar zijn gevoelens begint Wolkers over die scholekster te vertellen: dat hij al zijn creativiteit op het diertje heeft losgelaten om het pootje te kunnen spalken en dat hij het smakelijke wormen voert: ''Blij met pier uit slik, zou je kunnen zeggen. Over.'' En Ruis vraagt of Wolkers last heeft van angst. ''Geen angst. Je weet, er zijn hier geen mensen. Over.''

Bomans, die niet de hele tijd bedrukt is en wel degelijk kan genieten van de grootsheid om hem heen, heeft 'geen avonturen' te melden, of het moest zijn het zenuwslopende mompelen van de meeuwen bij zijn tent. Hij zegt op die oude opnamen dat hij zijn contact met Ruis het liefst zou uitbreiden tot anderhalf uur, want die tien minuten maken hem eerder zenuwachtig: ''Die verhogen de eenzaamheid. Als ik gepraat heb in dat paaltje en terugslof naar mijn tent, dan is het net of ik achter me iemand begraven heb. Over.''

Wolkers voelde de gesprekjes met de vaste wal eerder als een inbreuk dan als een weldaad. Hij zegt: ''Willem Ruis was totaal niet competent. Hij wist niets van vogels en planten af. Hij wilde alleen maar iets horen op dat miezerige terrein van de huilerigheid. Bomans heeft hij op die manier in de put geholpen. Ik liet me dat niet gebeuren, hè. Ik hield gewoon die knop ingedrukt, dan kon Ruis er niet doorkomen. Daar werden ze wanhopig van. Maar anders had ik weer zo'n vraag gekregen over 'hoe ik me voelde', hè. Terwijl alles wat ik vertelde uitdrukte wat ik voelde.''

Bron:
Het Parool
7 oktober 1995