Op een onbewoond eiland

Door: Jos Bloemkolk

Je kunt over het jaar 1971 veel zeggen. Het was het jaar van de dubbele buitenbocht van Jan Bols, van de serie De kleine waarheid, van het lied Manuela van Jacques Herb, en van Hans Wiegel als de jongste fractievoorzitter. Die dingen komen alle aan de orde in de aflevering van De televisiejaren van vanavond. Maar de opvallendste Nederlandse mediagebeurtenis van dat jaar was, in juli, het verblijf van een week van achtereenvolgens Godfried Bomans en Jan Wolkers op het onbewoonde eiland Rottumerplaat.

Ook daaraan wordt vanavond aandacht besteed, hoewel de hoeveelheid camerabeelden ver achterblijft bij het aantal geluidsfragmenten. Dat verblijf was in de eerste plaats een radiogebeurtenis. Vrijdag wordt de aflevering van de radioserie Bomans , Bomans geheel gewijd aan Bomans op Rottumerplaat.

Bomans en Wolkers hadden tijdens hun afzonderlijke verblijf dagelijks om twaalf uur 's middags tien minuten radiocontact met Willem Ruis in Warffum. Die serie Vara-uitzendingen op Hilversum 1 maakte grote indruk en werd - vrij ongebruikelijk voor radioprogramma's - meermalen herhaald.

Tweemaal kwam de luchtmacht in actie, eenmaal voor Bomans, eenmaal voor Wolkers. De reden was kernmerkend voor ieder van beiden. De bange, eenzame, zieke en enigszins verwarde Bomans had 's nachts last van de herrie (de wind, de meeuwen) en een vliegtuig wierp aan een rood parachuutje een pak wattenstaafjes af dat volgens Bomans genoeg was voor vijfhonderd personen. De actieve natuurmens Wolkers had een zeehondje gered dat zijn moeder kwijt was. Dat werd door de luchtmacht van het eiland gehaald.

Toen Willem Ruis op de dag voor de terugkeer van Bomans naar de bewoonde wereld vroeg of hij het nog eens zou willen doen, antwoordde Bomans: ''Ik zou het nu zeker niet meer doen, nee, nooit een tweede keer. Ik denk wel soms dat ik het eiland zal missen. Dat is nu eenmaal 'in de mens' zo: hij heeft het moeilijk en als hij eruit is, dan kijkt hij toch weer met een soort piëteit terug. Over.'' December van dat jaar overleed Bomans en vaak is beweerd dat Bomans' slopende week op Rottumerplaat zijn einde heeft bespoedigd.

Voor Jan Wolkers waren de dialogen met Ruis een inbreuk op zijn activiteiten. Wolkers vertelde vele jaren later in deze krant wat hij van de interviewer Ruis vond: ''Totaal niet competent. Hij wist niets van vogels en planten af. Hij wilde alleen maar iets horen op dat miezerige terrein van de huilerigheid. Bomans heeft hij op die manier in de put geholpen. Ik liet me dat niet gebeuren, hè. Ik hield die knop gewoon ingedrukt, dan kon Ruis er niet doorkomen. Daar werden ze wanhopig van, maar anders had ik weer zo'n vraag gekregen over hoe ik me voelde, hè.''

In 1971 vertelde hij, de knop ingedrukt houdend, een krachtig verhaal over een dode zeehond: ''Eergisteren heb ik een dode zeehond op het strand gevonden. Ik schrok, het leek wel een groot varken zonder poten. Met veel moeite heb ik het met een stok opzij gerold, hè. Ik ben er met een groot mes heengegaan om het open te snijden en te kijken of het zwanger was. De wind stond naar me toe, ik rook het al op honderd meter afstand: een vettige, zoetige kadaverlucht. Toen ik met dat mes door de huid stootte, sisten en borrelden er allemaal gassen uit. Opeens werd het donkerrood en bloederig en toen zag ik tussen al die blubber opnieuw een bonthuidje. Er zat inderdaad een jong in.''

Ruis vroeg hem of hij angst had. Wolkers: ''Geen angst. Je weet, er zijn hier geen mensen. Over.''

Bomans vond de gesprekken met Ruis veel te kort. Hij werd er alleen maar eenzamer door. Alles liever dan het zenuwslopende gemompel van de meeuwen bij zijn tent. ''Als ik gepraat heb in dat paaltje en terugslof naar mijn tent, dan is het net of ik achter me iemand begraven heb. Over.'' 

 

Bron:
Het Parool
4 december 2001