Visie 2006 en verder

De huidige beheerregeling loopt 31 december 2005 af. De BAKR is gestart met het vaststellen van een nieuwe regeling voor de jaren 2006 - 2011. Natuurlijk heeft de SVRR ook zijn visie ingediend. Deze kunt u hier downloaden.

 

 

 

VISIE1.JPG (115438 bytes)Over Rottum en los zand ...
Beleidsvisie SVRR

Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat - Oktober 1996

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Oriëntatieschets

3. Natuurwaarde

4. Cultuurhistorische waarde

5. Beleidskader

6. Het huidige beheer

7. SVRR en haar visie

8. Slot

Colofon

Achtergrondinformatie

 

 

1. Inleiding

Deze nota verwoordt de visie van de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat (oftewel SVRR) op de enige twee Waddeneilanden van de provincie Groningen. Aanleiding om deze visie op te stellen is de beheersevaluatie in het najaar van 1996. De SVRR heeft de Stichting Behoud Natuur en Leefmilieu (SBNL) opdracht gegeven deze visie te verwoorden.

Er gaan stemmen op om het onderhoud aan beide eilandjes te staken. De SVRR is van mening dat daardoor unieke natuur en cultuurhistorische waarden verloren zullen gaan. Zij vindt dan ook dat het huidige beheer minstens gecontinueerd dient te worden. Beide eilanden zijn immers het resultaat van continu menselijk handelen én zorg. De gevolgen van het stopzetten van het beheer voor zowel de eilanden, de noordkust, de vaargeulen als de transportleidingen in het Waddengebied zijn onvoldoende bekend. Deze visie zal dit standpunt grondig onderbouwen en toelichten.

De nota begint met een korte oriëntatieschets waarna het natuuraspect en de cultuurhistorische component van zowel Rottumeroog en Rottumerplaat worden belicht. Beleidskaders worden beschouwd en het praktische beheer geëvalueerd. Vervolgens wordt het standpunt van de SVRR nader onderbouwd. De slotconclusie geeft een beknopte beschrijving van de visie en het gewenste beleid en beheer.

2. Oriëntatieschets

VISIE2.JPG (38174 bytes)Aan de noordrand van de provincie Groningen liggen de onbewoonde Waddeneilanden Rottumerplaat (inclusief Boschplaat) en Rottumeroog (inclusief Zuiderduinen), zoals weergegeven in figuur 1. Deze eilanden zijn onderdeel van het unieke natuurgebied de Waddenzee. Door het dynamische karakter van de Wadden veranderen Rottumerplaat en Rottumeroog voortdurend van vorm, grootte en positie.

Het Beheersplan van Staatsbosbeheer geeft een indruk van de grootte van beide objecten. De oppervlakte varieert echter van dag tot dag en zelfs van uur tot uur als gevolg van tijverschil (ruim 2 m), afslag en aangroei. In 1993 was de omvang van Rottumeroog circa 310 ha (= 310.000 m2) en van Rottumerplaat 780 ha. De gezamenlijke oppervlakte van beide eilanden is tussen 1900 en 1993 vrijwel stabiel gebleven op circa 1100 ha. Het karakter van beide eilanden verandert wel voortdurend.

Zee en wind zorgen ervoor dat beide zich in zuidoostelijke richting verplaatsen. Ook de andere Waddeneilanden zouden van nature ‘naar het oosten wandelen’, echter zij worden door harde constructies op hun plaats gehouden.

Rottumerplaat is een eiland geworden, nadat Rijkswaterstaat er een stuifdijk had aangelegd. Dit jonge eiland heeft een positieve zandbalans en groeit daardoor harder dan dat het wordt afgebroken: Rottumerplaat wordt dus steeds groter. Rottumeroog wordt daarentegen steeds kleiner. Dit eiland erodeert aan de westzijde. Het kan zich aan de noordoostkant weinig uitbreiden aangezien hier de monding van de Eems de Noordzee in stroomt. Het volgende Duitse Waddeneiland Borkum ligt met betonblokken stevig vergrendeld, zodat de monding gefixeerd is. Er bestaat een kans dat Rottumeroog en Rottumerplaat op den duur met elkaar zullen samensmelten. De precieze ontwikkeling blijkt niet te voorspellen.

Zonder actief beheer zal er over enkele decennia niet veel meer over zijn van het huidige Rottumeroog. Om hier de erosie aan de noordwestzijde totaal te stoppen zijn dure, grootschalige constructies nodig of dienen grote hoeveelheden zand (zandsuppleties) van elders kunstmatig aangevoerd te worden. Deze optie verstoort het huidige karakter, wat de SVRR niet voorstaat. Aan de zuidoostzijde blijkt Rottumeroog wel aan te groeien. Door hier het invangen van zand te stimuleren, kan het eiland zich in zuidoostelijke richting verplaatsen. Dergelijk beheer heeft in de afgelopen eeuwen immers gezorgd voor het behoud van het eiland.

Het strand en de kustduinen aan het noordrand van zowel Rottumeroog maar ook Rottumerplaat zijn in de winters van 1990, 1994 en 1995 door stormvloeden aanzienlijk gereduceerd. De kans is dan ook reëel dat bij een volgende stormvloed de kustduinen doorbreken en zout water inclusief zand het achterliggende gebied overspoelt (washovers). Bij een positieve zandbalans en voldoende tijdsduur tussen stormen kunnen strand en duin weer aangroeien en zo een volgende doorbraak voorkomen. Rottumerplaat heeft zo’n positieve zandbalans. Voor Rottumeroog is er veel minder zand beschikbaar voor herstel van strand en kustduin. Zonder extra bescherming zullen de kustduinen spoedig doorbreken en de achterliggende valleien (inclusief de ‘Tuin van Toxopeus’) over en wegspoelen.

Rottumeroog wordt al eeuwen door de mens gestuurd. Duinvorming werd gestimuleerd en duinvalleien omgeven door dijkjes. Meerdere generaties hebben op dit eiland gewoond. Rottumerplaat is ook door toedoen van de mens ontstaan. Op beide eilanden zijn stuifdijken aangelegd. De stuifdijk op Rottumerplaat is voor de kustverdediging nog eens 60 m met bulldozers landinwaarts verplaatst. Ten zuiden van Rottumeroog loopt de Noordgastransportleiding. De huidige situatie op én rondom beide Waddeneilanden werd en wordt sterk beïnvloed door diverse menselijke activiteiten.

 

3. Natuurwaarde

Binnen natuurbeheer bestaan er twee hoofdbenaderingen om te bepalen in hoeverre iets als natuur is aan te merken: Diversiteit en Spontaniteit.

Diversiteit heeft betrekking op het aantal verschillende soorten en ruimtelijke structuren (zoals typen begroeiingen) dat in een bepaald gebied aangetroffen kan worden. Hoe meer uiteenlopende situaties (bijv. open/begroeid en zoet/zoutwater) aanwezig zijn, hoe meer soorten er voorkomen. Diverse planten en diersoorten blijken namelijk verschillende leefomstandigheden nodig te hebben. Het geheel is daarbij meer dan de som der delen (synergie-effect). Bepaalde soorten hebben juist een combinatie van verschillende situaties naast elkaar nodig. Zo hebben bergeend en eidereend duinen nodig om in te broeden en kwelders om te foerageren.

Het gaat bij diversiteit om landschappelijke variatie. Dus hoe meer situaties naast elkaar voorkomen, hoe hoger de natuurwaarde. Bij deze diversiteitbenadering wordt verondersteld dat iedere soort, dus ook een minder zeldzame, even waardevol is.

Bij spontaniteit gaat het om de mate waarin natuurlijke processen, zoals zandverstuiving en duindoorbraken ongehinderd plaats kunnen vinden.

Ook de opeenvolging van levensgemeenschappen, oftewel successie, is een aspect van spontaniteit. Als storing uitblijft, veranderen de omstandigheden geleidelijk en volgen verschillende soorten levensgemeenschappen elkaar successievelijk op. Een kale strandvlakte (pionierstadium) zal bij voldoende zandaanvoer zich ontwikkelen tot een primaire duinenrij (opvolgerstadium), die in de loop van de tijd steeds meer begroeid raakt (latere opvolgerstadia, zoals bijv. struweel). De invloed van de zee wordt tijdens deze duinsuccessie steeds geringer. Deze duinsuccessie kan door de mens gestimuleerd worden door ‘storingen’ als zeedoorbraken te verhinderen. Kleine ‘storingen’ (bijv. lokale zandverstuiving) kunnen voor lokale verschillen zorgen. Bij spontaniteit geldt: hoe meer abiotische en biotische processen spontaan verlopen, hoe hoger de natuurwaarde.

Uit het bovenstaande blijkt dat diversiteit en spontaniteit met elkaar verbonden zijn. Aan de verschillende situaties (successiestadia) zijn immers verschillende soorten planten en dieren verbonden. De mate van storing bepaalt de verhouding tussen de diverse successiestadia. Bij spontaniteit a priori gaat het enkel om spontane processen; bij diversiteit om zoveel mogelijk verschillende omstandigheden en dus soorten. Als diverse successiestadia naast elkaar voorkomen zoals nu het geval is en er door meer natuurlijke storing opvolgerstadia verdwijnen, is dat nadelig voor de diversiteit maar gunstig voor de spontaniteit. Als daarentegen natuurlijke storingen getemperd worden door de mens, blijven opvolgerstadia behouden. Deze stadia zijn het gevolg van een natuurlijke proces (successie) en dus waardevol voor de natuur.

Zowel Rottumerplaat als Rottumeroog hebben volgens Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer een hoge natuurwaarde. Hun huidige vorm is het gevolg van een combinatie van spontane processen en menselijk handelen. Ondanks (of dankzij) beschermende maatregelen van de mens vinden spontane processen als ontstaan en vergaan van zandplaten, stuifduinen en kwelders relatief ongestoord en op grote schaal plaats. De meeste levensgemeenschappen op beide eilanden zijn karakteristiek voor het dynamische Wadden en jonge duinlandschap. De vegetatie en dierenwereld worden gedomineerd door een pionierkarakter: soortenarm maar individuenrijk (Beheersplan Rottum, 1993).

Op beide eilanden komen verschillende successiestadia direct naast elkaar voor. Behalve pionierstadia zijn er opvolgerstadia als duinvalleien (bijv. Tuin van Toxopeus op Rottumeroog) en oudere ontkalkte duinen inclusief zoetwater: de diversiteit is dus hoog. De opvolgerstadia en de bijbehorende planten en diersoorten komen vooral op Rottumeroog voor. Ook de wadzijde van de (door de mens aangelegde) stuifdijk op Rottumerplaat ontwikkelt zich in deze richting. De vegetatie van Rottumeroog is rijker aan soorten (circa 160) dan die van Rottumerplaat (circa 100); Rottumeroog bezit namelijk ook soorten die kenmerkend zijn voor oudere duinen, duinvalleien en vroegere beweiding.

Bepaalde planten en diersoorten zijn juist afhankelijk van opvolgerstadia als droge duinen en vochtige (zoete) duinvalleien, zoals de ‘Tuin van Toxopeus’. Het gaat bijvoorbeeld om beschermde planten als groot duinsterretje, duinklauwtjesmos, moeraswespenorchis en rondbladig wintergroen. Vogels die graag in struwelen broeden als sprinkhaanrietzanger, waterral, winterkoning en kiekendief worden juist in de tuin aangetroffen. Hierin ligt ook een (gegraven) poeltje met zoet kwelwater. Diverse vlindersoorten worden jaarlijks juist in de tuin aangetroffen. Door het staken van actief duinbeheer zullen de kustduinen spoedig doorbreken en opvolgerstadia inclusief bijbehorende soorten verdwijnen.

De uitgestrekte kwelders, die aan de zuidgrens van beide eilanden zijn gelegen, kennen een unieke flora (bijv. lamsoor en zeealsem). Deze kwelders hebben zich op deze manier kunnen ontwikkelen, doordat de duinen van beide eilanden deze gebieden tegen de directe invloed van de Noordzee bufferen. Diverse vogelsoorten (bijv. rotgans en eidereend) zijn voor hun voedselvoorziening op deze kwelders aangewezen. Bij doorbraak zal de oppervlakte kwelder afnemen en er voor dergelijke vogels minder rustgelegenheid en voedsel beschikbaar zijn. Nederland heeft zich internationaal verplicht voor trekvogels als ganzen voldoende rust en voedselgelegenheid te bieden (Ramsar conventie).

Rottumeroog en Rottumerplaat zijn vooral bekend vanwege hun bijzondere vogelbevolking. Zeldzame vogelsoorten van ‘het dynamische kustmilieu’ als dwergstern en strandplevier broeden juist hier. Het gaat hen vooral om de pionierstadia. Ook zijn er diverse wad en watervogels als drieteenstandloper en wulp die zich in dit milieu thuis voelen. Al deze soorten varen dus wel bij de huidige dynamiek (storing) op en rondom Rottumeroog en Rottumerplaat.

Het verloop van successie in het Nederlandse duinenlandschap zonder de mens, staat uitvoerig beschreven in ‘Duinen voor de Wind’ (1992) van de Stichting Duinbehoud. Deze stichting vindt dat er in de Nederlandse duinen relatief weinig pionierstadia aanwezig zijn, doordat grootschalige spontane processen (bijv. zeedoorbraken) niet kunnen optreden. Desalniettemin zijn er pioniersituaties op diverse plaatsen langs de Nederlandse kust, zoals zeewaarts van de Deltawerken en op de uiteinden van Vlieland en Schiermonnikoog. Dergelijke dynamiek is dus niet beperkt tot het oostelijke deel van de Waddenzee. Om weer meer de pionierstadia te laten ontstaan wil de Stichting Duinbehoud samen met de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee grootschalige natuurlijke processen in de oostelijke Waddenzee laten domineren en menselijk beheer zoveel mogelijk uitbannen. Dat latere opvolgerstadia en de daaraan gebonden soorten (het resultaat van een spontaan proces) daardoor zullen verdwijnen, is voor hen blijkbaar geen bezwaar.

Landelijk zeldzame soorten als plevier en stern worden vaak als doelsoorten aangemerkt. Planten en diersoorten die binnen Nederland minder uniek zijn, worden dan minder gewaardeerd. De gedachte van ‘all animals are equal, but some are more equal than others’ dringt zich op. Binnen het oostelijke Waddengebied zorgen deze landelijk minder unieke soorten (bijv. tuinfluiter en braamsluiper) juist voor extra variatie. De zeldzame soorten blijken ook bij het huidige beheer op beide eilanden veelvuldig voor te komen en dus zeker geen hinder van dit beheer te ondervinden.

Meer dynamiek op beide eilanden resulteert in een groter aandeel pionierstadia. Soorten van opvolgerstadia die gebonden zijn aan bijv. struiken, zoet water of oudere duinen zullen steeds meer het veld moeten ruimen. De kwelderoppervlakte inclusief een aantal bijbehorende soorten neemt af. De diversiteit aan stadia en daarmee soorten zal door deze verhoogde dynamiek geringer worden.

Bij het traditionele (natuurvriendelijke) strandvoogdenbeheer was er zowel ruimte voor spontane processen als het behoud van latere opvolgerstadia. Er werd gebruik gemaakt van spontane processen, zoals het invangen van zand door vegetatie, om delen van de eilanden te beschermen tegen de directe invloed van de zee. Pionierstadia bleven ook aanwezig.

 

4. Cultuurhistorische waarde

De duinen en Waddeneilanden hebben in het dichtbevolkte Nederland altijd te maken gehad met menselijke invloeden. In de late middeleeuwen, toen het grootste deel van de huidige Nederlandse duinen ontstonden, werden deze meteen door de mens gebruikt. Vanaf die tijd en waarschijnlijk nog eerder, zette de mens de natuur naar zijn hand door in de duinen vegetatie te kappen en te branden t.b.v. landbouw en veeteelt. Zeer intensief menselijk gebruik gecombineerd met diverse stormvloeden gedurende de 14e en 15e eeuw resulteerde in grootschalige verstuivingen en doorbraken van de zeereep; verschijnselen die organisaties als Stichting Duinbehoud nu graag weer terug zouden willen zien. In de 16e eeuw werden maatregelen getroffen om het ‘wandelen’ van de Waddeneilanden te verhinderen. De meeste grootschalige verstuivingen werden in de 19e eeuw beteugeld en ook daarna werd het Waddengebied steeds verder gefixeerd. Ook Rottumeroog en Rottumerplaat zijn het gevolg van continu menselijk handelen én zorg.

Het eiland Rottumeroog wordt voor het eerst vermeld in 1354 als er een twist is tussen het klooster van Rottum en de bewoners van Uithuizen. Deze bewoners mochten het eiland tegen betaling gebruiken als weidegebied. Het eiland was al in de middeleeuwen bewoond en eigendom van het Klooster Rottum.

In de 16de eeuw werd het eiland bewoond door piraten en watergeuzen; het was tevens een strategisch punt in de 80 jarige oorlog. Al in 1539 liet de stad Emden er twee kapen bouwen t.b.v. de navigatie naar haar haven.

Tijdens de Reductie van de stad Groningen tot de Unie van Utrecht (17de eeuw) werden alle kloostergoederen geconfisqueerd en werd Rottumeroog eigendom van de provincie Groningen. Er werd een toezichthouder aangesteld om aangespoelde goederen te bergen. Het kleine eiland werd voortdurend onderhouden en tevens economisch benut in de vorm van: beweiding, jachtgebied en het rapen van meeuweneieren. In die tijd woonden er meerdere families op het eiland. In 1659 dwong geldnood de Staten van Groningen tot de verkoop van Rottum. Het eiland werd ondermeer eigendom van de roemruchte Ierse graaf Clancarty.

1738 is het jaar waarin de Staten van Groningen het eiland terug kopen omdat men vreesde dat de dijken op het vasteland gevaar liepen. Zij stelden wederom een voogd aan die tot taak had het eiland te onderhouden, gestrande schepen en goederen te bergen en schipbreukelingen moest trachten te redden. Hij diende gedeeltelijk in zijn onderhoud te voorzien d.m.v. het houden van vee, de ‘Tuin van Toxopeus’ en het rapen van eieren.

Zo ontstond het beeld van de voogd van Rottum, met bekende namen als Van Dijk en Toxopeus. Tot de taak van de voogd hoorde ook de zorg van de twee Zeekapen. De huidige in 1883 geplaatste gietijzeren Grootte of Emder kaap staat naast het verplaatsbare voogdenhuis en is enkele jaren geleden gerestaureerd. Deze kaap is op de monumentenlijst geplaatst als rijksmonument van techniek. De Groninger kaap is in 1931 omgevallen en sindsdien niet meer opgericht.

Tot 1965 heeft er continu een voogd op Rottumeroog gewoond en sindsdien bivakkeren er werknemers van Rijkswaterstaat, die het onderhoud voortzetten. In de zomermaanden zijn er medewerkers van Staatsbosbeheer gestationeerd die het aantal vogelsoorten inventariseren en toezicht houden.

Als de Noordzee de vallei op Rottumeroog kan binnendringen doordat de kustduinen het begeven zullen de voogdenwoning, gebouwen van Rijkswaterstaat, de Kaap en de Tuin verloren gaan of dusdanig aangetast worden dat zij spoedig instorten. Het stopzetten van het onderhoud aan de diverse bouwwerken zal weldra resulteren in het inzakken ervan. Het afbreken van deze cultuurhistorische bouwwerken, zoals geopperd door de Stichting Duinbehoud en de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, is voor de SVRR onaanvaardbaar. De reductie van Rottumeroog tot een zandvlakte met wat lage duintjes toont weinig respect voor de roemruchte geschiedenis van dit merkwaardige eiland. De SVRR zal zich daar dan ook tegen blijven verzetten.

Rottumerplaat is in de jaren vijftig ontstaan. Beide eilanden dienden in die tijd ter bescherming van de Groningse kust tegen de Noordzee en waren steunpunten voor eventuele inpoldering van de Waddenzee. Op het onbewoonde Rottumerplaat hebben de schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers nog gebivakkeerd.

Het huidige eilandkarakter is vooral te danken aan de aangelegde stuifdijk. Als deze niet meer onderhouden wordt, zal Rottumerplaat weer een zandplaat worden en geen eiland meer zijn.

Beide ‘onbewoonde eilanden’ hebben door hun bewogen geschiedenis een grote betekenis voor mensen. Zij spreken tot de verbeelding, behoren tot het droombeeld van velen en zijn inspiratiebron voor bijv. beeldende kunst, muziek en literatuur. De aantrekkingskracht zit, behalve in hun bestaan, in hun onbereikbaarheid. Beperkte toegang hindert dan ook de beleving niet. De eilanden behouden zo hun geheimzinnigheid; iets waaraan binnen het drukke en overvolle Nederland behoefte is. Rottumeroog en Rottumerplaat zijn culturele monumenten waar de natuur vanzelfsprekend een belangrijke plaats heeft. Natuur kan zich na een verstoring meestal weer herstellen, maar culturele monumenten verdwijnen pertinent als menselijk beheer gestaakt wordt.

 

5. Beleidskader

Over het gewenste beleid voor Rottum zijn in de afgelopen decennia door diverse instanties nota’s en beheersplannen verschenen. De belangrijkste voor de huidige situatie (1996) worden hier in vogelvlucht geschetst.

In de jaren zestig was het beleid van de Nederlandse overheid gericht op het uitbreiden van het landareaal door inpoldering. In dit kader werden op Rottumeroog en Rottumerplaat stuifdijken, puindammen en kunststof (gobi)matten aangebracht. In de ‘Nota over de hoofdlijnen van de ontwikkeling van de Waddenzee’ (Planologische Kern Beslissing oftewel PKB) uit 1980 wordt officieel afgezien van inpoldering. De hoofddoelstelling wordt dan ‘de bescherming, het behoud en waar nodig herstel van de Waddenzee als natuurgebied’. Deze doelstelling is later uitgewerkt in een aantal beheersplannen.

Beide eilanden worden inclusief het direct aangrenzende Waddengebied in 1981 aangewezen tot Staatsnatuurmonument. Het gebied is vanaf dat moment afgesloten voor publiek.

Het Beheersplan Natuur Waddenzee (ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij oftewel LNV) verschijnt in 1988. Dit plan stelt dat de beste mogelijkheden voor natuurlijke processen zich voordoen op de onbewoonde eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat. Het vrijlaten is volgens de opstellers essentieel voor het beheer van het totale Waddengebied. Stabiliserende maatregelen dienen gestopt te worden als onderzoek uitwijst dat dit acceptabel is voor waterstaatkundige en natuurbelangen.

In oktober 1990 verschijnt de nota ‘GRAN 1990-2003’, opgesteld door Rijkswaterstaat en Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer (LNV). In dit rapport wordt gesteld dat de werkzaamheden ten behoeve van het duinbeheer gestaakt kunnen worden. Computerberekeningen gebaseerd op globale aannames geven aan dat zelfs als beide eilanden tot zandvlakten verworden er geen gevaar zou bestaan voor de vastelandkust.

De scheepvaart zal waarschijnlijk geen extra hinder ondervinden en risico’s voor de Noordgastransportleiding nemen niet toe. Door een toename van de dynamiek zal volgens dit rapport het totaal aantal soorten planten en dieren afnemen. Door opdeling van de stuifdijk zal ook de achterliggende kwelderoppervlakte kleiner worden, waardoor een aantal specifieke soorten van de kwelder minder zullen voorkomen. De opstellers stellen dat daar tegenover het areaal strandvlaktes en stuifduinformaties zal toenemen, wat gunstig is voor zeldzame soorten als stern en plevier.

Het voorstel om het duinonderhoud aan beide eilanden te staken leidde tot veel commotie. In 1991 bezette de zoon van de laatste voogd Toxopeus samen met zijn vrouw het eiland. In mei van datzelfde jaar werd de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat (SVRR) opgericht.

Het uiteindelijke beheer werd als gevolg van de commotie minder radicaal gestaakt. Op 12 maart 1992 schrijven de minister van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van LNV een brief aan de tweede kamer. In deze brief staat onder meer dat het duinonderhoud aan Rottumerplaat wordt gestopt. Op Rottumeroog zal natuurvriendelijk onderhoud worden uitgevoerd, teneinde de levensduur van het eiland te verlengen. Vrijwilligers van de SVRR ondersteunen daarbij Rijkswaterstaat. Het gebied krijgt als hoofddoelstelling ‘duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied’ (PKB). Nu na vijf jaar wordt het huidige beheer geëvalueerd.

Februari 1994 komen Stichting Duinbehoud en Landelijke vereniging tot Behoud van de Waddenzee met het beheersadvies ‘Rottum voor de natuur’, waarin zij aandringen op een bijstelling van het gepleegde onderhoud. Volgens deze organisaties hebben beide eilanden ‘als gevolg van diverse werkzaamheden, activiteiten en bouwsels in grote lijnen nog steeds een kunstmatig uiterlijk en wordt de rust voor vogels nog steeds verstoord’.

Het huidige uiterlijk van Rottumeroog en Rottumerplaat blijkt geen belemmering te zijn voor de aanwezigheid van tal van planten en diersoorten; volgens de SVRR betreft het bezwaar eerder de menselijke perceptie dan die van bijvoorbeeld stern of eidereend. In het beheersadvies wordt ook aangedrongen op het staken van werkzaamheden en het afbreken van alle bouwsels, een benadering waarmee de SVRR het totaal oneens is. Gobimatten die aan de oppervlakte komen dienen volgens het advies verwijderd te worden. Het opruimen van dergelijke elementen vernietigt de huidige zeewering en daarmee de bescherming tegen de Noordzee. Veel van deze matten liggen namelijk onder de buitenste duinrijen. Een dergelijke operatie zal daarnaast het gehele budget beschikbaar voor het onderhoud opeisen. Zo’n dure ingreep staat de SVRR dan ook niet voor.

In juni 1995 verschijnt het rapport ‘Ecosystemen in Nederland’ (ministerie van LNV), dat een nadere uitwerking van het Natuurbeleidsplan (1990) is. Daarin wordt gestreefd naar meer ruimte voor natuurlijke processen. Dit rapport onderkent tevens het belang van diversiteit aan landschappen en successiestadia. De samenhang tussen verscheidenheid (diversiteit) en natuurlijkheid (spontane processen) dient volgens dit ministerie beschouwd te worden. Hetzelfde ministerie ziet de mens als onderdeel van de natuur en hecht belang aan cultuurhistorische en belevingswaarden. Deze combinatie van spontaniteit, diversiteit en cultuur sluit naadloos aan bij de visie van de SVRR. De Waddeneilanden lenen zich volgens deze ‘Ecosystemen in Nederland’ voor het dynamisch duinlandschap. De officiële ecosysteemvisie voor het Waddengebied is ‘Duinen voor de Wind’ (1992) van de Stichting Duinbehoud. Rottumeroog en Rottumerplaat krijgen in deze visie natuurlijke, zelfregulerende duinlandschappen (du1.1: dynamisch duinlandschap) als natuurdoeltype. Het betreft vooral pionierstadia, zoals strandvlakten en jonge duinen. De reden waarom latere opvolgerstadia als duinvalleien en oudere duinen hier niet worden nagestreefd, wordt helaas niet vermeld. Het ministerie van LNV duidt echter wel weer op het belang van dergelijke latere opvolgerstadia. Daarnaast noemt het ministerie Rottumerplaat (wij nemen aan dat Rottumeroog bedoeld wordt) als cultuurhistorisch interessant.

 

6. Het huidige beheer

Het praktische beheer wordt met name door Rijkswaterstaat uitgevoerd. Staatsbosbeheer zorgt vooral voor toezicht en de vogeltellingen in de zomer. Het beheer is nader uitgewerkt in het ‘Beheersplan/regeling Rottum voor de periode 1993-2003’. Daarbij wordt gewezen op zowel de natuurwetenschappelijke als historische waarde van beide eilanden.

Enkele jaren geleden heeft Rijkswaterstaat de zandvastlegging op Rottumeroog geëxtensiveerd. Jaarlijks wordt bekeken of constructies als strekdammen en gobimatten verwijderd kunnen worden. De SVRR is geen voorstander van het verwijderen van deze constructies als het de zeewerende functie van de buitenste zeeduinen aantast. Duinvorming wordt op een aantal plekken gestimuleerd door het plaatsen van takschermen en het planten van helm, biestarwegras en zandhaver. Het beheer op Rottumerplaat bestaat hoofdzakelijk uit toezicht en het verwijderen van zwerfvuil.

De werkzaamheden ten behoeve van het kustbeheer worden uitgevoerd door of namens Rijkswaterstaat, ondersteund door vrijwilligers van de SVRR. Deze vrijwilligers van SVRR worden ingezet bij:

Zo wordt er door de vrijwilligers en Rijkswaterstaat jaarlijks 80 m3 zwerfvuil afgevoerd, circa 4000 m stuifscherm geplaatst en 10.000 m2 beplant. Jaarlijks werken er zeven groepen vrijwilligers van vijf mensen per groep op Rottum. Door deze werkzaamheden is de levensduur van Rottumeroog verlengd.

Door de inzet van vrijwilligers worden de onderhoudskosten voor het Rijk verminderd en het maatschappelijke draagvlak voor de reservaatstatus van Rottumeroog en Rottumerplaat versterkt. De samenwerking met Rijkswaterstaat in de afgelopen jaren wordt door beide partijen als zeer positief ervaren.

 

7. SVRR en haar visie

De Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat heeft ruim zevenhonderd donateurs. Voor deze donateurs organiseert zij jaarlijks een donateursdag en geeft zij tweemaal per jaar een nieuwsbrief ‘De Kaap’ uit. De SVRR organiseert driemaal per jaar voor geïnteresseerden een excursie naar Rottumeroog. Behalve politieke lobby en voorlichting zorgt de SVRR voor groepen vrijwilligers die Rijkswaterstaat assisteren bij het uitvoeren van diverse onderhoudswerkzaamheden.

De activiteiten van de SVRR worden mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de Stichting VSB fonds. De Waddengemeenten gaven blijk van hun waardering voor het werk van de SVRR door toekenning van de zogenoemde ‘Waddenpluim’ (zie bijlage).

De stichting verschilt van mening met organisaties die louter grootschalige spontane processen (duindoorbraken en grootschalige zandverstuivingen) nastreven en de mens enkel als storende factor beschouwen. Dergelijke organisaties gaan uit van referentiebeelden die bestaan uit ongerepte natuurtaferelen die wij nooit gekend hebben. Het zijn immers inschattingen van hoe de natuur er uit zou hebben gezien zonder mensen. Een dergelijk benadering gaat ervan uit dat de natuur bedreigd is en beschermd dient te worden tegen de mens; beide dienen dan ook ruimtelijk gescheiden te worden. Het blijkt echter dat diverse soorten juist profijt hebben van de door de mens gecreëerde situaties en zich weinig aantrekken van denkbeeldige grenzen. Dat diverse soorten zich prima thuis voelen onder dergelijke omstandigheden, blijkt wel op beide eilanden.

De reden om enkel ongestoorde processen na te streven wordt zelden expliciet geuit. Uit beleidstukken van de Stichting Duinbehoud, Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee en ook het ministerie van LNV ontstaat echter de indruk dat ‘wij mensen dienen te boeten voor het vernietigen van natuur’. Volgens dergelijke natuur en milieuorganisaties ‘weet de natuur het zelf het beste en daar dient de mens zich niet mee bemoeien’. Schuldgevoel als uitgangspunt is volgens de SVRR noch constructief noch gunstig voor de natuur of cultuur. De SVRR ziet de mens als legitiem onderdeel van de natuur, die hij respecteert.

Zonder onderhoud is de kans groot dat binnen afzienbare tijd beide eilanden verdwijnen, waardoor zowel natuur als cultureel erfgoed teloor gaat. Een extra bezwaar is dat de kustbewoners van Groningen zich bij het verlies van beide eilanden minder beschermd voelen tegen de Noordzee. Natuurlijke processen zijn immers moeilijk te voorspellen. Waarbij ook nog zaken als zeespiegelstijging en bodemdaling (door aardgasboring) in aanmerking dienen te worden genomen.

Doorgaan met onderhoud zorgt ervoor dat de huidige diversiteit aan flora en fauna behouden blijft. Zandvlaktes en stuifduinen blijven bestaan maar gaan niet overheersen. Het huidige onderhoud dient dus ten minste gecontinueerd te worden. Uitbreiding van natuurvriendelijk beheer (zoals planten van helm e.d.) naar Rottumerplaat is gewenst.

Het opnieuw aanstellen van een strandvoogd zou volgens de SVRR de meest aantrekkelijke optie zijn. Een dergelijke voogd zou net als zijn voorgangers beide eilanden begeleiden in hun natuurlijke verplaatsing in zuidoostelijke richting. Dat is mogelijk met behulp van vrijwilligers en organische materialen, zoals het plaatsen van rijshoutschermen en het planten van zandhaver, biestarwegras en helm. In kringen rond het SVRR-bestuur is de kennis voor een dergelijk voogdenbeheer aanwezig.

Het traditionele voogdenbeheer is volgens de SVRR het meest eiland en natuurvriendelijk. Als de zee bij dit voogdenbeheer de buitenste duinrij binnendrong, lag er even verderop een volgende duinrij. Deze duinrij keerde het in kracht afgenomen water, waardoor het grootste deel van het eiland intact bleef. Het huidige inventarisatiewerk inclusief toezicht van de vier vogelwachters zou door een voogd overgenomen kunnen worden en daarmee een aanzienlijke besparing kunnen opleveren.

Bouwsels op beide eilanden dienen als teken van het verleden behouden en dus onderhouden te blijven. Het afgesloten houden van Rottumeroog en Rottumerplaat is uitstekend, mits in het voor en naseizoen vrijwilligers mee kunnen helpen in het onderhoud door Rijkswaterstaat.

8. Slot

De huidige vorm van Rottumeroog en Rottumerplaat is net als de gehele oostelijke Waddenzee voor een aanzienlijk deel het gevolg van menselijk ingrijpen. In dit gebied hebben Rottumeroog en Rottumerplaat zich tot unieke natuurgebieden ontwikkeld. De combinatie van spontane processen en menselijk beheer heeft bijgedragen tot een grote diversiteit en dus natuurwaarde. De eilanden vertegenwoordigen tevens cultuurhistorische en belevingswaarden, die verloren gaan als het beheer gestaakt wordt. Vanuit het beleid en beheer zijn er diverse redenen om het huidige beheer te continueren. De Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat (SVRR) is dan ook van mening dat het beheer minstens gecontinueerd dient te worden. Het opnieuw aanstellen van een voogd voor beide eilanden ziet zij daarbij als een geschikte methode om beide eilanden duurzaam te behouden.

Ondanks diverse rapporten en uitspraken bestaat er nog veel onzekerheid over hoe beide eilanden zich in de toekomst zullen ontwikkelen en wat daarvan de gevolgen zijn voor de kust. Een nader wetenschappelijk onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen in Europees verband kan meer duidelijkheid verschaffen. Rijkswaterstaat zou daartoe haar metingen en waarnemingen voor dit wetenschappelijke onderzoek beschikbaar kunnen stellen. Een dergelijk project zou gefinancierd kunnen worden vanuit het Europees Fonds. Totdat er meer bekend is, dient het huidige natuurvriendelijke beheer minstens gecontinueerd te worden.

 

Colofon

De visie is mede gerealiseerd door de inbreng van diverse ‘vrienden’ en bestuursleden van de SVRR. Al deze personen willen de opstellers van deze visie hierbij hartelijk danken voor hun onontbeerlijke bijdrage.

  

Achtergrondinformatie

Beheersplan/regeling Rottum voor de periode 1993-2003, 1993, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, Directie Natuur, Bos, Landschap en Fauna.

Bewakingsverslagen Rottumeroog en Rottumerplaat 19901995, Staatsbosbeheer.

Bijdrage Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee aan de ronde tafelconferentie over Rottum, 1991, Mw. Woudstra Drs A. , Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee.

De Kaap (diverse nummers), Nieuwsbrief van de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat.

De kust van Rottum tot Calais, 1982, Eisema D., Fey T., Uitgeverij het spectrum, Utrecht/ Antwerpen.

De vogels van Rottum, maart 1996, Brink H. van den, Tijdschrift ‘De Levende Natuur’, 97ste jaargang, nummer 2.

Duinen in balans, februari 1993, een visie op de Nederlandse Duinen vanuit de particuliere grondeigendom, Drs R. Wanders, Stichting Behoud Natuur en Leefmilieu.

Duinen in beweging, 1990, Waddenvereniging, Harlingen, Stichting Duinbehoud, Leiden.

Duinen voor de wind, Een toekomstvisie op het gebruik en het beheer van de Nederlandse duinen, juni 1992, Janssen M., Salman A., Stichting Duinbehoud, Miltemeyer, Amsterdam.

Ecologie, theorie en praktijk, 1987, Nys R.J.V., Derde druk, DNB/Uitgeverij Pelckmans, Kapellen.

Ecosystemen In Nederland, Juni 1995, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Natuurbeheer, Den Haag.

Eilanden in beweging, augustus 1991, Janssen M., Stichting Duinbehoud.

En dan: war is natuur nog in dit land?, Natuurbescherming in Nederland 18801990. 1995, Windt, Dr H.J. van der, Amsterdam, Boom.

Flora van Nederland, 1983, Meijden van der Dr R., Weeda, Drs E.J., Adema Drs F.A.C.B., Joncheere de G.J., WoltersNoordhoff, Groningen.

Het culturele erfdeel Rottumeroog, 1994, Dr E. Knol, Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat, Groningen.

Het wandelend land van de Wadden, 1996, Anonymus, Vogels.

Levensgemeenschappen Deel 1, Bos en Natuurbeheer in Nederland, 1994, Beije H.M., Higler L.M.G., Opdam P.F.M. Rossum van T.A.W., Verkaar H.J.P.A. Backhuys Publisers Leiden.

Nota GRAN 19902003, Een meer natuurlijke ontwikkeling van Rottumerplaat en Rottumeroog: aanvaardbaar of niet? Brilhuis R., Bossinade J.H., Bergs van den J., Vlas de J., okt. 1990, Rijkswaterstaat directie Groningen, Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer Leeuwarden.

Ontwikkelingen in flora en vegetatie van Rottumeroog en Rottumerplaat sinds 1916, maart 1996, Meulmeester de A.M. & Janssen J., Tijdschrift ‘De Levende Natuur’, 97ste jaargang, nummer 2.

Rottum voor de natuur, februari 1994, beheersadvies voor Rottumeroog en Rottumerplaat, Stichting Duinbehoud & European Union for Coastal Conservation & Landelijke vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Leiden/Harlingen.

Tirions vogelgids, 1990, Berg van den A.B., Halewijn van R., Moerbeek D.J., Oreel G.J. Tirion, Baarn.

Verslag vrijwilligerswerkzaamheden Rottumeroog en Rottumerplaat, maart 1996, Venema P.J.G., De Kaap.