Voettocht naar Rottumeroog

Door: S.

Terugzien op de rijke geschiedenis van Rottum, dat willen we in De Kaap regelmatig gaan doen.
Deze keer een artikel uit het Nieuwsblad van het Noorden van 6 augustus 1949. Het is ondertekend met ‘S. ‘; de redactie vermoedt Derk Schortinghuis, auteur van onder andere 'Cleyn Eilant Rottum'.
De foto’s zijn afkomstig uit het archief van Hendrik Toxopeus

Het avondrood, dat in grillige flarden in de hemel hangt, is zo mild. Het maakt al het groen van Rottum sappig. Het weitje in de vierkante duinpan bij het voogdhuis lijkt even op een stukje voortreffelijk Fries grasland. Maar wij weten dat het eigenlijk maar een povere zandvlakte is, groen door een plantje dat in geen geval gras is. De aardappelstruiken verderop zijn armetierig en wat in de grond zit is niet groter dan een glazen stuiter en bovendien nog schurftig.

Als we het niet geweten hadden dan zou de zee, die achter het heel smalle rijtje duinen bruist, ons er wel aan herinnerd hebben, en anders wel de overvliegende zeevogels, dat het hier een stukje land betreft, dat alleen maar dank zij water en wind ontstaan is en door hetzelfde water en dezelfde wind ten onder zal gaan. Van de duintjes stuift het zand naar beneden en vindt bij nieuwe duinen een rustplaats. Een bosje fikse dennen is bezig met de verdrinkingsdood in het zand; alleen de boomtoppen, geel en wel, steken er nog boven uit. De zilte wind heeft het voogdhuis met bijgebouwen lichtgrijs uitgebeten, maar een wonderbaarlijke huislook bloeit er toch nog op het dak. Bakens, zeetonnen, touw, kurk, vissersballen, kortom alle menselijke attributen van de zee liggen er rondom. Het gekrijs van meeuwen, het onafscheidelijke geluid van Rottum, vervult de lucht. Maar naast deze duizenden witte vogels is er nog een tamme Hanska, die overdag op het dak van de schuur balanceert, maar 's nachts in zijn kooitje in de keuken zit. Hij maakt de paradijselijke toestand volmaakt. In een bak met autostuur speelt de kleine Hendrik, het vierjarig zoontje van de voogd, motorbootje en neemt zijn geduldige grootmoeder op zijn verre tochten mee. Over het eiland draven twee paarden en twee koeien staan er op stal. Nimrod, de hond heeft een belletje om de hals om de konijnen te waarschuwen dat hij er aan komt. Rottum is zo merkwaardig door die samengang van menselijkheid en genadeloosheid.

Een overnachting op het eiland is de prijs voor ruim drie uren ploeteren over het wad, een prijs waarvoor niemand bekocht is. Trouwens, dat ploeteren is op zich zelf ook niet kwaad, als je er maar van houdt. Het is de manier om even getuige te zijn van het vrije spel der getijen in dat stuk Nederland, dat Waddenzee heet, maar dat om beurten land en zee is en hoogstens in enig aanzien staat, omdat het in de toekomst misschien nog wel eens helemaal land kan worden. Aan de kust lijkt het er veel op. De vakken van rijsdammen, die ten behoeve van de landaanwinning tot ongeveer duizend meter uit de kust aangelegd zijn, hebben heel wat slib gevangen en het spartinagras - het zoutwaterriet - voert er een beloftevol bestaan. Maar wie de toestand verderop aanschouwt, weet dat er nog heel wat water door het Schildt en Westereems vloeien en ebben moet, alvorens de zee daar de vlag strijkt. leder jaar blijkt weer hoe weinig men op de, ervaring, opgedaan in vorige jaren kan bouwen. Want één ding is onveranderlijk op het wad: de veranderlijkheid.

Er is een algemene drang naar het Oosten van platen en prielen dank zij het feit, dat de hoofdvloed uit het Westen het wad overstroomt. De mosselen zorgden dit jaar voor een gevarieerde aanblik door in zwarte banken goed vertegenwoordigd te zijn. Beter als in de voorgaande jaren toen de zware ijsgang een grote opruiming gehouden had. In de verte zien we de randen van het Horsbornzand langs de Eems, wit van schelpen. Daarvoor liggen grote velden van zeewier, een geheimzinnig donker bronsgroen, waardoor heen de prielen kronkelden, een onwezenlijk, voorwereldlijk landschap.

Er is meer leven op het wad dan men van de dijk af zeggen zou. Dé evenementen zijn wel de staken, die de loop van de priel aanduiden. Berkeboompjes, die vier keer per etmaal in een andere richting door de bruisende waterstroom, kromgetrokken worden, en alleen bij laag water zich even de rust van een vroeger bestaan kunnen herinneren. Zij staan broederlijk op een rijtje maar stuk voor stuk zijn het uitgesproken persoonlijkheden in de ontzaglijke spiegelende ruimte.Op één punt staan twee bakens naast elkaar, dat is de waterscheiding of het wantij, de plek waar de ontmoeting plaats vindt tussen de hoofdvloed, die uit het Westen komt en de secundaire vloed, die, na om het eiland heengetrokken te zijn, vanuit het Oosten het wad overstroomt. Daar is stilstand van het water en bezinkt het meeste slib. Daar ook splitst het water zich bij eb. En overal in het rond drijven op de achtergebleven plassen vloten van zilvermeeuwen, die met hun witte spiegelbeeld in het water, onwaarschijnlijk groot lijken. Kregel maar stemmig dribbelen scholeksters langs de waterranden. Het is fris weer, zwakke wind uit het Oosten, die het Wad zo droog mogelijk waait. De lucht is van een betrouwbaar blauw, de horizon wat heiig, maar de kaap op Rottum kan toch als richtingspunt dienen. En toch is er nergens zoveel veranderlijkheid, ook in het weer als op het wad. Binnen een half uur tijd kan er een leiblauw wolkgevaarte boven Rottum de hemel instuiven, waartegen het duinzand afsteekt, helgeel, geladen van noodlottigheid. En als deze dreiging zich dan oplost in een fikse regenbui, die rondom in het water tikkelt en men met behulp van het kompas de ondoorzichtigheid in het voorterrein doorschrijden kan, totdat men inderdaad de veiligheid van het Zuiderstrand onder zich heeft, dan mag men dubbel en dwars tevreden zijn.

Wadlopen is meer dan enkel lopen, het is voortdurend voorbereid zijn met de hele groep op alle mogelijkheden. Want alle mogelijkheden gebeuren een keer. Het wad is nu eenmaal niet het domein van de mensen, die mogen er vertoeven bij de gratie van de elementen

Over Rottum ligt dag en nacht een ijl scherm van roepende vogels. Zilvermeeuwen duiken er uit omlaag om te verkennen welke indringers de nesten naderen. Visdiefjes vliegen hoger en dwars door alles heen scheert de dwergstern. Tussen deze in de lucht en de voogd beneden bestaat een goede relatie. Toen de kolonie van dertig nesten, die aan het strand waren toevertrouwd, door een hoge springvloed belaagd werden wierp de voogd er een wal omheen, zodat het broedsel veilig en wel in dit vergankelijke fort groot kon worden.

De voogd heeft er slag van van Rottum, dat per jaar 33 meter aan de Westkant wijken moet, iets meer te maken dan een barre zandhoop. Aan de Oostzijde is hij bezig een eiland naar zijn believen te formeren tot een gerieflijke woonstee. De natuur wil nu eenmaal, dat op de plaats waar de zee over het plateau van het wad spoelt een plaat of eiland ligt en dit is de weerbaarheid van het eiland. De Duitse bezetting heeft dit niet geweten, toen ze in een pikzwarte stormachtige oorlogsnacht, toen het leek of Rottum met één slag overspoeld zou worden, radeloos huilend bij Toxopeus aanklopte en deze even In volle glorie weer voogd mocht wezen.

's Avonds zijn we op visite bij de voogd. Door het raam zien we de vuurtoren van Borkum, de geleider van de in- en uitvarende schepen. Een heel wat vertrouwder licht dan de boulevardlampen, die het badgastendom van de zwarte pieten beschijnen. Maar deze worden gauw genoeg gedoofd.

's Nachts zwemmen wij nog even in het Schildt. De Theda - het motorbootje - ligt aan de strakke ankerketting in de ebstroom. In de Theda slaapt de knecht van de voogd, de Noordelijkste en beste slaper van Nederland. Bij de kentering van het tij zal de ankerketting verslappen en het bootje zal zwaaien tot het weer achter een strakke ketting op de vloedstroom ligt. Eb en vloed tot in het oneindige. Het wezen van Rottum.

De volgende morgen varen wij over een kalme zee naar Noordpolderzijl, waar wij wegens de verzanding van de geul een eind uit de kust moeten blijven liggen om in roeibootjes de zeereis te voltooien.

Dan rest ons nog de wandeling over de dijk naar de watermolen de Zeemeeuw in de Lauwerpolder. Het is volop zomer en vrede.

Over het wad zien wij de Theda haar weg tussen de ondiepten zoeken naar het blinkende eiland en naar de stormen van de naderende herfst.

Goede wacht, Toxopeus!

De Kaap
Najaar 2005