Fauna van Rottumeroog

Door: Dick Spijker

Sinds ik een jaar of tien ben verzamel ik weekdieren. Dat is begonnen op Schiermonnikoog. Inmiddels bevat mijn collectie exemplaren uit alle delen van de wereld, maar mijn specialiteit is het Noord- en Waddenzeegebied van Nederland. Schiermonnikoog is een paradijs voor schelpenverzamelaars, vooral het gedeelte ten oosten van het badstrand. Vaak heb ik in het verleden op de Balg gestaan en bij helder weer kun je vandaar de contouren van Rottumerplaat en - Oog zien. Wat voor schelpen moeten er wel niet liggen op stranden die nauwelijks door mensen worden betreden ? Vanaf 1993 heb ik een paar keer aan een excursie deelgenomen en ben ik een aantal keren als vrijwilliger mee geweest naar Oog en Plaat, recentelijk nog in de week van 8 september 2003. Ik was die week samen met Egbert Bakker, Gré Dijkstra, Wil Donkers, Hillechiena Sterenberg en Gervaas Braun op Rottumeroog om zwerfvuil op te ruimen. Maandag en dinsdag was ook Joop Willems, boswachter van Staatsbosbeheer, aanwezig om twee excursies te begeleiden.
In dit artikeltje een opsomming van alle waargenomen soorten weekdieren en vertegenwoordigers van andere diergroepen. Naar de weekdieren heb ik gekeken met het oogmerk een zo volledig mogelijk beeld te geven van de soorten die die week op Oog aanwezig waren. Het betreft hier de mariene soorten van het Noordzeestrand; in de duinen, kwelder en aan de wadkant heb ik niet gezocht. Bij de andere soorten gaat het om mijn eigen, min of meer toevallige waarnemingen of waarnemingen van een van de andere aanwezigen die mij ter ore zijn gekomen. Voor uitputtende soortenlijsten, met name van de vogels en de flora van de eilanden, verwijs ik graag naar de rapporten die de vogelwachters van Staatsbosbeheer ieder jaar opstellen.

Weekdieren
Het opruimen van zwerfvuil biedt een mooie gelegenheid om tegelijkertijd uit te kijken naar schelpen en andere zeedieren. Maar om echt grondig de vloedlijn af te speuren, gaat het toch nog te snel. Daarom ben ik alle dagen tussen avondeten en zonsondergang ook nog naar het strand gegaan. Een paar algemene opmerkingen. Het strand van Rottumeroog raakt bij hoog water en harde (noord)westelijke wind tot aan de duinen overspoeld. Dat betekent dat er niet veel plekken zijn waar ook oude stormvloedlijnen, waarin vaak bijzondere vondsten gedaan kunnen worden, bewaard blijven. Veel materiaal wordt op ook weer door de zee mee terug genomen. Oude vloedlijnen kunnen alleen worden gevonden op het oost rif en in duinvalleien die met hoog water en storm volstromen. Dat betekent dat op de meeste plaatsen aan het strand bijna alleen materiaal is te vinden dat zeer recent is aangespoeld. Zowel op dinsdag als op donderdag stond er dermate veel wind uit het noordwesten en was de waterstand ook zodanig hoog dat alleen de hoger gelegen gedeelten van het eiland droog bleven. De wind bepaalt ook in hoge mate wat voor soorten aanspoelen. Wind uit het (noord)westen levert doorgaans veel meer grotere en zwaardere soorten op, en soorten die zijn vastgehecht aan drijvende voorwerpen. Oostenwind geeft, naast kwallen, meer bankjes met fijner materiaal. Zoals gezegd, hadden we deze week meestal wind uit het noordwesten, waardoor er weinig kleine soorten en horentjes konden worden verzameld. Alleen in de laagwaterlijn, bij de plaats waar voorheen het huisje van Staatsbosbeheer stond en op één plaats op het oost rif was dat het geval. Veel van de waargenomen schelpen zijn fossiel, zoals dat op alle waddeneilanden het geval is.

Van de vijf klassen die binnen de weekdieren worden onderscheiden (keverslakken, olifantstanden, buikpotigen (slakken), tweekleppigen (schelpen) en koppotigen (inktvissen)) heb ik deze werkweek alleen vertegenwoordigers van de laatstgenoemde drie klassen waargenomen. In het verleden heb ik op Oog al wel eens een olifantstandje gevonden (zeer zeldzaam) en de vogelwachterverslagen maken ook melding van keverslakken.

Bijgaande tabel geeft een overzicht van alle waargenomen soorten. Enige bijzonderheden daaruit.

Binnen een uur na aankomst vond Wil bij de duintjes aan de zuidwesthoek een Noordkromp. Deze grote soort spoelt min of meer regelmatig aan op de oostelijke waddeneilanden, maar is in de rest van Nederland uiterst zeldzaam. Een andere zeldzaamheid raapte Gervaas vlak daarna op, namelijk een Noord horen. Een prachtig gaaf exemplaar met een duidelijk fossiel uiterlijk (blauw-grijs verkleurd). De noordhoren is familie van de welbekende wulk. Helaas bleef het in beide gevallen bij één exemplaar. Wulken hebben we in grote hoeveelheden gevonden. Niet één met een vers uiterlijk, wat misschien onderstreept dat de wulk in dit deel van de Noordzee en Waddenzee niet meer levend voor schijnt te komen. Alleen van de alikruik heb ik levende exemplaren gevonden en wel op de resten van de puindammen.

            Buccinum-neptunea.jpg (61593 bytes)             Noordkromp.jpg (14961 bytes)

                                Noordhoren (tot 20 cm), Wulk (tot 11 cm) Noordkromp (ca 12 cm).

Van de schelpen noem ik verder strandgaper, platte slijkgaper, mossel en kokkel: in zeer grote aantallen aanwezig, vooral op het oost rif. Natuurlijk absoluut te verwachten soorten op Rottumeroog. Ik was erg in mijn nopjes met een gewone en een geruite tapijtschelp en een fraai exemplaar van de gedoornde hartschelp. Ook vond ik nog een gele plastic boei met daarop een groot aantal exemplaren van een oesterachtige soort die ik verder nog niet thuis heb kunnen brengen.

Tot slot de inktvissen. De grote, witte rugschilden van de gewone zeekat of sepia lagen in behoorlijke aantallen op het strand. Aardig was een exemplaar van de veel kleinere gedoornde zeekat, te herkennen aan een grote stekel aan de voorzijde van het schild.

Al met al 32 soorten weekdieren.

Vogels
Tijdens deze week waren enorme hoeveelheden vogels op het eiland aanwezig. De hoogwatervluchtplaatsen zaten steeds overvol met vooral meeuwen, scholeksters, plevieren, eenden en ganzen. Een uur of twee voor ons vertrek arriveerden op vrijdag twee vogeltellers, die direct aan de slag gingen. Als eerste voorzichtige schatting noemden zij het aantal honderdduizend! De volgende soorten hebben we met zekerheid gezien: zilvermeeuw, mantelmeeuw, eidereend, bergeend, duinpieper, strandloper, paapje, kraai, torenvalk , boomvalk, slechtvalk, aalscholver, goudhaantje, scholekster, groenpootruiter, bontbekplevier, tapuit, zwaan, rotgans, kiekendief, ekster, stern, visdief, steenloper, lepelaar, blauwe reiger en een dode postduif. De boomvalk zat op zekere dag vlak voor de oprijlaan op een strandpaal, de slechtvalk hebben we een aantal keren vlak voor de auto in de vloedlijn gezien. Met mijn eigen, zeer beperkte verrekijkertje, hebben we eenmaal een lepelaar op de kwelder gezien. Met de veel betere telescopen van de vogelwachters was een groep van 45 exemplaren waar te nemen.

Zoogdieren
Slechts één konijn is ons voor de voeten gekomen. Wel hier en daar verse graafsporen en uitwerpselen gevonden. Verder een aantal keren zeehonden gezien op een zandbankje bij het oost rif, of zwemmend in het water aldaar. Een keer ging het om een grijze zeehond. In de vloedlijn op het Noordzeestrand nog een dode jonge zeehond, die zeker niet dezelfde week was overleden. Overig In de vloedlijn heb ik hier en daar ook dode strandkrabben aangetroffen. Bij de resten van de puindammen op de noord - westhoek verder levende strandkrabben gevonden, een aantal levende heremietkreeften, waaronder een exemplaar van ongeveer tien centimeter die zijn intrek in een lege wulk had genomen. Van de kreeftachtigen kan ik verder nog een aantal garnalen melden, gezien in een getijde poeltje, en zeepokken op stenen en strandpalen, maar ook op aangespoelde krabben en schelpen.

Overig
Veel holtedieren heb ik niet gezien slechts één zeedruif in de laagwaterlijn en een paar levende zeeanemonen op de puindammen. Van de stekelhuidigen kan ik alleen een aantal skeletten van de zeeklit noemen. De wormen waren vertegenwoordigd door de huisjes van de schelpkokerworm. Van de kraakbeenvissen zijn de eikapsels verzameld van de stekelrog en de hondshaai. Tenslotte kan ik nog wat bijzondere botten melden: een nog niet gedetermineerde rugwervel (ik denk van een zeehond of een bruinvis) en de onderkaak van de hond, beide gevonden in de kwelder.

Flora
Aan de flora wil ik me zeker niet wagen, maar ik wil toch niet onvermeld laten dat op maandag en dinsdag ongewoon grote hoeveelheden zeer verse zeesla in de vloedlijn lagen. Verder stond het schorrenkruid er in de kwelder prachtig dieprood bij. Een fantastisch contrast met de grijze zeealsem, de nog altijd lichtpaarse lamsoren en de verschillende groentinten van onder andere kweldergras en zeekraal. Bij de flora mag ook een stukje barnsteen, fossiele hars tenslotte, gevonden in een gruisbankje op het oost rif niet onvermeld blijven.

De Kaap
Najaar 2003