Rottummeroog
10 mei 1940.
Oorlog tusschen Nederland en Duitschland
Dit verhaal werd
geschreven door de heer Dirk Bode (de sergeant).
Hij melde zich vrijwillig, in tegenstelling tot de Infanteristen, zij werden verplicht.
De foto's die bij dit verhaal horen, staan onderaan deze pagina.
Sinds enkele uren was dit overweldigende
nieuws (nl. het uitbreken van de oorlog) ook bij ons bekend geworden. Bij ons wil zeggen
op Rottummeroog, het kleinste Nederlandse eiland. Het eiland is 4 vierkante kilometer,
groot.Het wordt bewoond door "één gezin ", bestaande uit het echtpaar
Toxopeus, 2 kleine kinderen, Mina en Lumma, de meid Mina en 3 knechts, Hidde, Dirk en
Kees.Bovendien als bezetting 30 militairen te verdeelen in twee groepen n.l.18 man Marine
Kustwacht, onderleiding van een sergeant gehuisvest in een oude barak overblijfsel uit de
vorige mobilisatie toen Rottummeroog ongeveer 200 man bezetting telde. De Infanterie
11 man- was gedeeltelijk in het huis en gedeeltelijk in de schuur van de
strandvoogd gelegerd, zooals de officieele benaming van de burger luidde.
Op dien bewuste 10 Mei morgen stond de bezetting in kleine groepjes het groote nieuws te
bespreken.Voor zoover de dienst het toeliet hadden ze s morgens haast allemaal nog
gauw een brief geschreven naar huis waarvan de voornaamste inhoud was "dat de familie
zich over hen maar niet ongerust moest maken, zij zouden het wel redden." Waarom
immers zouden de Duitschers dat kleine stukje grond pikken, het had geenerlei militaire
waarde, enz". Hoe anders zou de zaak loopen.
Het was ongeveer half elf toen de marine uitkijkpost die boven op het hoogste duin de
wacht liep, mij riep " Sergeant kom eens kijken, wat zou dat beteekenen"
Moeizaam klom ik tegen het duin op en keek in de aangewezen richting.
Het was wel een zeer vreemd schouwspel wat zich aan mijn oog vertoonde. Van Borkum, het
dichtstbijzijnde Duitsche eiland, slechts 8 km. van ons verwijderd en met het bloote oog
uitstekend te zien, voer een kleine vloot af.
Heel langzaam stoomde zij op in de richting Rottummeroog, daarbij een paar km. uit de kust
blijvende. Gespannen tuurden wij door de verrekijkers en zagen dat deze vloot bestond uit
3 trawlers bewapend met een of ander geschut, 3 groote sloepen elk bemand met naar
schatting 50 à 60 man, gewapend met geweren, machinegeweren, enz. Verder een stuk of 12
platte moterracebootjes, in elk dezer bootjes zaten 2 menschen uitgerust met een
machinegeweer. Deze bootjes werden gesleept door een trawler. Ongeveer 200 meter voor het
geheel voer een zelfde racebootje, eveneens met 2 menschen uitgerust. Voor zoover wij
konden zien waren deze menschen ongewapend, van de achtersteven wapperde een groote witte
vlag. Wat zou dat voor doel hebben? Ze bleven zoover uit de kust dat we er geen moment
aandachten dat het wel eens voor ons bestemd kon zijn.We zouden het spoedig weten.!
Het bootje met de witte vlag voer Rottummeroog voorbij en kwam toen met een groote boog op
ons eilandje afstevenen. Was het dus toch voor ons bedoeld? Inderdaad het was voor ons.
Zij stuurden een parlementair om met ons te onderhandelen. Moesten wij deze man ontvangen?
Zooals het oorlogsboekje het beschreef waren we er wel toe verplicht. In allerijl liet ik
de nog niet aanwezige soldaten gewapend aantreden, maar verbood hen uitdrukkelijk ook maar
aan de geweren te komen zonder dat ik daartoe bevel gaf .Een enkeling was niet vrij van
zenuwachtigheid en schieten op een man met een witte vlag zou de ernstigste gevolgen met
zich meesleepen en was bovendien tegen alle voorschriften in.
Een Duitsch sprekende matroos werd naar het strand afgevaardigd om de parlementair te
ontvangen en te vragen wat hij verlangde. Daar naderden zij het hooge duin waar nu de
heele bezetting van het eiland samenschoolde. Geheel volgens de voorschriften schreed de
parlementair voort, de witte vlag over de schouder, begeleid door een Duitsche matroos en
door onze afgevaardigde. De parlementair wenschte de commandant te spreken.
Indien de man verwacht had een officier tegenover zich te krijgen, dan moet hij zich wel
bitter teleurgesteld hebben gevoeld toen hij slechts 2 sergeanten tegenover zich kreeg.
Enfin quantiteit vergoedde nu de kwaliteit. Hij stelde zich voor als Lt. Mayer, een naam
die mij zeer bekend voor kwam. Na de wederzijdsche plichtplegingen kwam hij met het
voorstel of wij bereid zouden zijn het eiland zonder wapengeweld over te willen geven.
Daar stonden we. Wat moesten we doen.Vechten zonder enige kans op hulp van de vaste wal of
van Terschelling? Het zou gelijk staan met zelfmoord. Niet vechten, was het laf onder deze
omstandigheden. Er was niets van militair belang te verdedigen. Wel vechten en dan na zoo
ongeveer uitgemoord zijn toch overgeven, was waanzin. En dan al de vrouwen en familieleden
van de bezetting, mochten we hen dit aandoen voor een bij voorbaat ten doode gedoemde
zaak? Al deze vragen en nog veel meer flitsen door mijn hoofd. Enig overleg met de marine
commandant besloten we het eiland zonder wapengeweld over te geven.
Dit deelden wij den parlementair mede. We waren krijgsgevangenen .
Krijgsgevangen
Nauwelijks begonnen, of de oorlog was voor ons alweer afgeloopen. Lt. Mayer gaf
de Duitsche matroos bevel de witte vlag boven op het duin te plaatsen. Een der matrozen
was steeds op post gebleven gedurende onze onderhandelingen en had Terschelling
telefonisch op de hoogte kunnen brengen van onze netelige positie.
Gedaan was het met onze vrijheid en zelfstandigheid. We kregen opdracht wapens en munitie
af te geven. Aan alle kanten stroomden de Duitsche troepen nu het eiland op.
Ongeveer een kwartier na het overgeven was het eiland bezet door naar schatting 400
soldaten, voorzien van alle mogelijke wapenen en een volledige zend - en
ontvangstinstallatie. De Duitsche oorlogsvlag werd geheschen en een officier kwam ons
feliciteren met ons verstandig besluit, hij hoopte dat de heele Nederlandsche leger zoo
verstandig zou zijn. Een hoop die wij op dat moment niet konden onderstrepen.
Wij van de Infanterie kregen opdracht onze bezittingen bij elkaar te zoeken en intrek te
nemen in de marine-barak. Met veel passen en meten lukte dit. De administratiekist en
gelden werden in beslag genomen.
Al vorens verder te gaan met mijn verhaal wil ik één ding nadrukkelijk naar voren
brengen en wel dit: "Gedurende onze geheele krijgsgevangenschap is de behandeling van
de zijde der Duitsche Weermacht zeer correct geweest. Waar zij helpen konden, deden zij
dit"!!!
Namen van ons en onze familie werden genoteerd .Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen. De strandvoogd en zijn familie was bij het uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd. Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op 15 Mei weer op het eiland teruggekeerd. Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden. En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook krijgsgevangenen.
Rottum 1940
Reeds vroeg kropen we onder de wol, na 9 uur mochten we niet meer buiten. Veel geslapen
hebben we geen van allen die nacht. Voortdurend 2 schildwachten die voortdurend om de
barak heen stapten en het idee niet te weten wat er met ons gebeuren zou.
De volgende morgen om 9 uur vertrokken de marine menschen gepakt en gezakt; zij konden
niet alle bagage meenemen, de rest zou nakomen. Het scheiden viel zwaar onder deze
omstandigheden.
Van menschen afscheid nemen waar je twee maanden lang onder de prettigste omstandigheden
mee hebt omgegaan, viel niet mee. Zouden we ze ooit weerzien?Ik wil U wel bekennen dat de
meesten van ons het huilen nader stond dan het lachen. Zelf zouden we s middags om 2
uur vertrekken. We moesten zelf onze laatste warme maaltijd bereiden. We hadden het net
zoo goed niet kunnen doen. Het eten bleef ons in de keel steken.
In verband met slecht weer vertrokken we dien dag niet. Maar ook de 1e
Pinksterdag kon nog niet vertrokken worden, daar het laden zooveel tijd in beslag nam dat
het getij verloopen was.
Eindelijk 2e Pinksterdag 4 uur smorgens. De moterbarkas en het
garnalenbootje van schipper Teerling, het bootje waar we anders altijd mee gingen als we
verlof hadden, lagen gereed.
Als laatste stapte de Duitsche commandant aan boord om van hieruit over te stappen op de
barkas. Het zou niet lukken
.. De barkas voer met groote snelheid weg, de commandant
schoot zijn revolver leeg om de aandacht te trekken, maar niemand hoorde het dus was El
Capitano gedwongen om met ons mee te varen
Adieu Rottummeroog we hadden een fijne tijd doorgebracht op je kleine oppervlak.
Aan mij was de aangename taak opgedragen om
tolk te spelen tusschen de kapitein eenerzijds en de schipper anderzijds. Een verre van
gemakkelijke taak. Een kapitein met een "grocstem" en een schipper die zijn
zwaar Groningsch dialect stotterend ten beste gaf.
Na een uur varen stopte de schuit, wat nu weer. Het bleek dat we veel te laat waren
vertrokken, het was weer eens laag water. We zouden tot het hoogtij (een uur of 6 ) moeten
wachten. Goede raad was duur. Het stilliggen begon onze Kapitein spoedig te vervelen en
hij gaf opdracht te varen naar Rotummeroog. het leek wel of ons eiland ons niet los wilde
laten.
Om half twaalf konden we dan eindelijk voor goed vertrekken. De kapitein bleef achter en
met een 10 man sterke bewaking vertrokken we via de Waddenzee naar Borkum.Het was heerlijk
weer. De bewaking hield zich onledig met links rechts op meeuwen, zeehonden en
bruinvisschen te schieten. Alles mis
.We voeren zeer dicht onder de Hollandse kust
langs. Ik weet zeker dat op dat moment alle Nederlandsche infanteristen met plannen liepen
om de bewaking over boord te zetten. Maar denken en doen is nog steeds twee. Zoo naderden
we na een uur of 4 varen Borkum.
Borkum
Alles wat we zoo vaak door een kijker beloerd hadden, zagen we nu van zeer dichtbij
helaas
.
Aangegaapt door een nieuwsgierige menigte stapte we aan wal en loste de bagage. Onder een
nieuwe bewaking puften we met en voorwereldlijk trammetje in en uur tijd naar de andere
kant van het eiland. We werden gehuisvest in een groote kazerne met keurig verblijf,
konden ons verfrisschen, eten, enz... Tot nu toe had ik als eenig Duitsch sprekende onder
de infanteristen het woord moeten doen. Dit ging steeds beter. De bewaking was zelfs zeer
royaal met complimentjes geven. Dit vertel ik niet om mijzelf in de hoogte te steken, maar
ter verduidelijking van het volgende. Nauwelijks in slaap die avond of de deur werd met
veel lawaai opengesmeten, zware voetstappen klotsten op de houten vloer en een zware stem
riep :"Wo ist er der so gut deutsch spricht " (Waar is hij die zoo goed Duitsch
spreekt ).
Gevleid rees ik van mijn sponde. De Feldwebel, want dat was het, kwam bij mijn bed staan
en vertelde mij dat onze Koningin gevlucht was. Indien de man verwacht had mij hevig
ontsteld te zien of iets dergelijks, moet hij wel hevig teleurgesteld zijn geweest. Ten
eerste geloofde ik het niet en ten tweede was ik niet van plan enige teleurstelling te
laten blijken. Ik bedankte hem vriendelijk, keerde op mijn andere zijde en deed alsof ik
weer ging slapen. De feldwebel verdween. Zou het waar wezen? Eerst bij onze terugkeer in
Holland zouden we de waarheid weten.
De volgende morgen na het ontbijt met het beruchte trammetje weer naar de haven. Daar lag
de raderboot gereed die ons naar Emden zou voeren. We kregen een plaatsje op het
bovenachterdek. Gelijk met ons vertok een hooggeplaatst vlieger officier. Ter zijner eere
stond een hoempa orkestje allerlei vroolijke marschen te blazen. Indien de omstandigheden
voor ons niet zoo droevig waren geweest, hoe zouden we dan van dit alles hebben kunnen
genieten. Prachtig weer, fleurige damestoiletten, muziek, wat wil je nog meer. Drie stoten
op de fluit, vooruit, achteruit, het orkestje speelde een zeer bekend nummer, de
vliegerofficier stond stram in de houding, daar gingen we.
Emden - Wilhelmshaven
Namen van ons en onze familie werden genoteerd .Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de
ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen. De strandvoogd en zijn familie was bij het
uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug
om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen
en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd. Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op
15 Mei weer op het eiland teruggekeerd. Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden.
En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook
krijgsgevangenen.
Namen van ons en onze familie werden genoteerd .Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de
ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen. De strandvoogd en zijn familie was bij het
uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug
om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen
en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd. Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op
15 Mei weer op het eiland teruggekeerd. Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden.
En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook
krijgsgevangenen.
Na 3 uur varen arriveerden we in Emden. Daar stond een groote autobus voor ons klaar. De
bagage er bovenop en achterin naar de kazerne, waar we weer eens wisselden van bewaking,
fullspeed naar Wilhelmshafen 72 km verder gelegen. Hier reden we de binnenplaats van een
tijdelijke tot kazerne gepromoveerde school op en zagen meteen een glimp van een paar
Rottummer marinemenschen. Dus die waren hier ook. We kregen een lokaal toegewezen met een
aantal bedden er in, werden voorzien van toiletgerei, eetservies, enz. Onder leiding van
een oudgediende werden de bedden model opgemaakt. In Wilhelmshaven zouden we een tijdje
blijven.
Na een uurtje traden er twee personen binnen. Een militair en een burger. De militair, een
Hauptmann, was zeer vriendelijk, de burger maakte zich in slecht Hollands bekend als tolk.
Hij deed erg poeslief, een beetje al te lief naar onze zin. De Hauptmann verdween en liet
ons in de hoede van de tolk achter. Deze deelde papiertjes uit, waar we allerlei
familiebijzonderheden op moesten schrijven. Ook ons stamboeknummer. Ik maakte hem er
beleefd op attent dat wij van de infanterie geen stamboeknummers kenden. Woedend
antwoordde hij dat er van nu af , met mijn commandantschap afgeloopen was. Ik bleef
beleefd, tervergeefsch echter. Ik werd alleen opgesloten in en klein kamertje om over mijn
zonde na te denken, Daar vond een poosje later de Hauptmann mij, deed erg verbaasd, maar
toen ik hem de situatie had uitgelegd, lachte hij eens. Hij kende de tolk langer als
vandaag. De tolk kwam binnen, lachte wederom liefjes, zij het niet tegen mij en het
verhoor begon. Het was een verhoor in optima forma. Na de gebruikelijke vragen waar,
wanneer en hoelang ik overal gediend had, onderwierpen ze me aan een compleet
kruisverhoor. Alle antwoorden werden opgeschreven.
Gelukkig was ik op de hoogte van het feit dat men niet hoefde te antwoorden op vragen
omtrent sterkte van troepen, soort geschut aanwezig op het eilanden waar ik gediend had.
Na een uur verhoord te zijn werd ik in een klein kamertje opgesloten om te voorkomen dat
ik met nog niet verhoorden in contact zou komen .Ongeveer elk uur kwam er weer een
verhoorde mij gezelschap houden, met de laatste ging het steeds vlugger zoodat we om 9 uur
s avonds eindelijk uit het kamertje mochten om op de binnenplaats te luchten.
Goddank waren ze ook uit de anderen niet veel wijzer geworden, want op de steeds weer
kerende vraag hoe groot de troepenmacht op Terschelling wel was had de èèn geantwoord :
het kunnen wel 1000 man zijn en de ander had weer gezegd :" misschien wel 300,"
Men had ons ook medegedeeld dat Nederland had gecapituleerd. Een nieuwtje wat we weer niet
wenste te gelooven, waarom was men dan nog zoo nieuwsgierig naar wat er op de eilanden
gelegerd was.
Ons verblijf lag op de eerste verdieping, een schildwacht liep voordurend aan de overkant
van de straat, steeds het oog op onze vensters houdend . Voor zoover we hadden kunnen
uitvisschen was de marine een verdieping hooger gelegerd. Wilden we naar de W.C., een klop
op de deur was genoeg om deze te openen, want ook voor de gesloten deur stond een soldaat
op wacht Er mocht gerookt worden, maar elke sigaret werd aangestoken door onze bewakers.
Op onze tocht naar kraan of W.C. ontmoetten we af en toe een Rottumrmer marineman, haastig
een paar woorden gewisseld, en dan weer naar binnen. Oogluikend werden deze
bliksemgesprekken toegelaten. De overige dagen van ons verblijf brachten we door met zang
en gezelschapspelletjes en aardappelen schillen voor 400 man. Dit geschiedde in een soort
kelder onder leiding van 2 corveëers. Uren aan een stuk zaten we te schillen, dolblij met
deze afleiding. Door een raampje hadden we uitzicht op de binnenplaats, waar de
marinemenschen bezig waren in werkverschaffing de binnenplaats aan te vegen. Met water uit
een heel klein emmertje sprenkelden zij de steenen van de straat, terwijl een paar anderen
heel langzaam de stof opveegden. Dit alles om zoo lang mogelijk van de buitenlucht te
genieten.
Na 2 dagen werd ik nog eens in verhoor genomen nu over Vlieland, waar ik ook enige maanden
gediend had. Weer een heele serie vragen. Op de meeste daarvan kon ik met een gerust
geweten antwoord geven. Op de vraag hoeveel menschen er wel op Vlieland gelegerd waren
weigerde ik antwoord te geven. Honingzoet zeidde de tolk :" Antwoord maar gerust,
Nederland heeft zich toch overgegeven." De Hauptmann barstte in lachen uit, de tolk
barstte eveneens zij het niet van het lachen.
Later hoorde ik dat al de eilanden pas twee dagen na de capitulatie bezet waren geworden.
Men had het niet erg vertrouwd en was bevreesd dat ze vol met Engelschen zouden zitten.
Zelfs Schiermonnikoog met een even groote bezetting als Rottummeroog, werd pas 2 dagen na
afloop bezet.
Wel had men in die dagen de uitgangen naar de zee laten bewaken, zoodat er geen kip in of
uit kon. Het eten wat we tot nu toe gekregen hadden was het Duitsche soldaten eten, het
was wel niet wat we gewend waren, maar we kregen meer dan voldoende, af en toe moesten we
eten laten staan; het brood was erg zuur en hard . Vrijdagsavonds deelde men ons mede dat
we de volgende dag zouden vertrekken naar een kamp in de buurt van Berlijn.
Berlijn - Lückenwalde
Ons geld werd tegen afgifte van een kwitantie in beslag genomen, dat zouden we bij
terugkeer naar Holland terugkrijgen, hetgeen ook inderdaad gebeurd is. Zelfs de tolk kwam
mij die avond nog een handje geven en of we maar weer goede vriendjes wilden zijn. De
volgende morgen om 5 uur, Zaterdag 18 Mei stapten we op een groote vrachtwagen, voor het
eerst weer verenigd met de marinelui. Naar het station! Om 6 uur vertrokken we naar
Bremen, waar we de heele verdere dag bleven. In het onderkomen van het Roode Kruis werden
we af en toe voorzien van koffie en soep. Om 5 uur vertrokken we met een boemeltrein naar
Berlein. Een eindelooze reis. Elk kwartier stopte de trein aan een of ander onooglijk
stationnetje. Op de grootere stations werden we zoo nu en dan gelaafd door verpleegsters,
die daar stonden om evt. troepentransporten van het nodige vocht te voorzien. In deze
nacht kwamen we in Berlijn aan, waar we nog eenige uren gerangeerd werden. Toen naar
Lückenwalde, onze uiteindelijke bestemming. Na een reis van 24 uur kwamen we er aan.
Het stadje door marscheeren bepakt en bezakt was een werk van een half uur, onder veel
belangstelling van krantenbezorgers en matineuze kerkbezoekers. Denk niet we in een der
beste hotels ter plaatse werden ondergebracht, helaas niet. We marscheerden naar de
buitenkant van de stad, nog 5 minuten door een aardig natuurschoon getippeld en daar lag
voor ons een concentratiekamp in optima forma. Barakken, prikkeldraad, prikkeldraad
barakken, zoover het oog reikte. Vooral veel prikkeldraad, dat viel heel erg op. Hooge
dubbele omheining, op iedere hoek een wachttoren waarin een schildwacht voorzien van een
machinegeweer en zoeklicht. Het was nog een betrekkelijk nieuw kamp. Heel veel barakken
waren nog in aanbouw.
We werden ondergebracht in een doorgangsbarak. Stroo op de grond, ligplaats voor de
soldaten, terwijl men voor de 2 O.O.s ( Onderofficiers ) een soort houten tafel met
opstaande rand geconstrueerd had, waarin zij nachtverblijf moesten zoeken. Niet
onvermakelijk in verband hiermee was het volgende voorval: Toen wij s avonds met
zn tweeën, de marinesergeant en mijn persoon, ons ter ruste hadden begeven in de
varkenstrog op poten, hoorde ik na eenige tijd een hevig geritsel. Plotseling werd er een
of ander voorwerp onder mijn neus geduwd en hoorde ik de marinesergeant tot mijn schrik
zeggen : " Ik heb mijn breukband maar afgedaan, want die knelde zoo." Tableau !!
In de barak dan hadden we veel bekijks. Ik denk dat de apen in Artis verheugd zouden zijn
geweest met zoo veel belangstelling. Voor die zit er meestal voedsel aan vast. De kamp
regelementen werden voorgelezen. Op papier waren die heel streng, in de practijk werden ze
gelukkig nogal soepel toegepast. Tenminsten voor de Hollanders.
Wij waren ook de eerste Hollandsche krijgsgevangenen in dat kamp. Dit kwam onze
behandeling zeer ten goede. De volgende dag werden we met bagage en al, wat men in
vaktermen noemt, ontluisd.
Het bestond hierin dat onze vuile kleeren een stoombad kregen, schoenen, portemonnaies
e.d. kregen een aparte behandeling. Een van de soldaten, die zijn portemonnaie in zijn
broekzak had laten zitten, kreeg het geval na behandeling als kinderportemonnaietje terug.
Wij zelf moesten ons inwrijven met diversen ontsmettingsvloeistoffen en kregen daarna een
heerlijke douchebad. Wat een genot was dat. Na ruim een week gezworven te hebben, je weer
eens heerlijk te kunnen afboenen.
Na de baderij en visitatie, ook vingerafdrukken waren nog genomen, werden we in een andere
barak ondergebracht, nu een met echte kribben, met los stroo gevuld. Een heele groote
barak 200 slaapplaatsen, dan een groot waschlokaal en dan weer 200 kribben, Het zag er
alles heel zindelijk uit, totdat
..nee schrik niet lezer, we een hoop todden
en vodden, beschimmelde stukken brood, en leege blikjes in het stroo vonden, alles te vies
om aan te pakken. Het bleek dat er voor ons Polen in het stroo hadden geslapen. Deze
hadden hun kribben als vuilnisbak gebruikt, het stroo had men niet ververscht, zoodoende
waren wij aangewezen om het geval uit te mesten. Alles deponeerden we op een hoop, de
volgende morgen deden we ons beklag bij de officier, met het resultaat dat onmiddellijk
alle stroo ververscht werd.
Mij werd de eer aangedaan tot barakkenoudste te worden benoemd. Deze baan bracht geen
salarisvermeerdering met zich mede, wel een beetje meer verantwoordelijkheid. Met groote
krijtletters werd mijn naam op een bord in de barak vermeld, zoodat elk oogenblik voor
alle karweitjes mijn naam werd afgeroepen, opdat ik weer een mannetje voor het werk kon
aanwijzen. Ook moest ik s morgens rapport inleveren en de bevelen moesten in het
Duitsch geschieden. Het voedsel in het kamp was uiteraard zeer eenvoudig, en bestond
voornamelijk uit brood en een aantal soepvariaties.
Nog meer Hollandsche
krijgsgevangenen
De 3e dag van ons verblijf in het kamp arriveerden s morgens ca. 5000
Hollandsche krijgsgevangenen. In twee groepen kwamen ze binnensukkelen. Sukkelen is het
juiste woord. Vreselijk wat zagen die menschen er uit. Met gescheurde jassen, zonder eenig
uitrustingstuk, vreselijk vuil, zoo kwamen ze binnen. Ze hadden 24 uur reizen achter de
rug, in gesloten spoorwagons. We waren ontzettend verlangend iets omtrent deze menschen te
weten over Holland. We mochten niet bij hen komen. Het tentenkamp is door prikkeldraad van
het eigenlijke kamp gescheiden. Maar zoo stiekem weg kwamen we toch een en ander aan de
weet. Wat we hoorden was niet erg bemoedigend.
Diezelfde avond bewoog zich door het kamp een groepje hooggeplaatste officieren. Ze
begaven zich eerst naar het tentenkamp, deelde daar iets mee aan de verzamelde Hollandsche
militairen. De voor ons onverstaanbare mededeling werd met een uitbundig driewerf hoera
ontvangen.
Hoop
Ons werd het ook meegedeeld, n.l. dat het den Führer behaagd had, ons Hollanders,
aangezien we zoo eerlijk gevochten hadden, binnen afzienbare tijd vrij te laten. Welk een
hoera stemming er dien avond onder de Hollanders heerschte, kunt U zich zeker wel
voorstellen. We gingen aan het rekenen. Morgen gingen we natuurlijk nog niet weg, maar aan
het einde van de week, Zaterdag of Zondag zou het toch wel kunnen gebeuren. Zoals zooveele
menschelijke berekeningen waren ook deze mis.
Nog 17 dagen wachten
Het moest nog 17 dagen duren voor we weer Hollandse bodem onder de voeten voelen. We
werden nu bij de andere Hollanders in het tentenkamp ondergebracht, dan konden we meteen
met onze vrienden spreken; "dat wilden we toch zoo graag , nietwaar?"
We waren liever in de barak gebleven. Wat een toestand. Er stonden in het kamp 13 tenten
waarin plaats was voor elk 200 man.
Wegens plaatsgebrek werden we met 400 man in een tent ondergebracht, zoodat elk gaatje
gevuld was. Zooals je s avonds ging slapen moest je blijven liggen tot de volgende
morgen. Omkeren kon je niet. Zelfs de looppaden waren bezet met slapers. Als men er eens
uit moest naar de latrine, moest men over de hoofden, handen en voeten heen stappen. Dat
men wel eens ergens op trapte en dat die trapperij nog wel eens een vloekpartijtje
opleverde laat zich begrijpen. Kwam men uit de tent buiten, dan kreeg men onmiddellijk van
een van de wachttorens een schijnwerpersstraal op zich gericht, die je volgde tot de
latrine en weer terug tot men weer in de tent verdween. In de tent terug hing er een
atmosfeer om te snijden. Op een avond toen ik nauwelijks een uur geslapen had, ontwaakte
ik met hevige buikpijn. Ik stapte de noodige keeren mis, of liever gezegd raak, hetgeen
het noodige commentaar van de slapende opleverde. Buiten de tent schijnwerper aan. Op de
latrine bleek ik lang niet de eenige te wezen die aan dat kwaaltje laboreerde. Het was een
drukke nering. Het leek net een revue. Alleen de gekleurde lichten ontbraken en de girls
natuurlijk. Iedereen moest dan in het donker zijn plaats weer zien te vinden. Nauwelijks
gelegen openbaarde de kwaal zich weer en was het weer rennen geblazen. Een zeldzaam
vermoeiende nacht.
Eten-wasschen
Bij het appèl s morgens werden we geteld en nog eens geteld, of er geen een dien
nacht vandoor was gegaan. Na het appèl waren we vrij om te doen en laten wat we wilden.
Het bestond gewoonlijk hierin dat we pogingen gingen doen om ons te waschen, want het was
geen gemakkelijk karwei om bij een kraan te komen.
Als U weet dat inmiddels 2 tenten samengevoegd waren en er dus 5000 man in 13 tenten
leefden, en er voor al deze menschen slechts 7 kranen beschikbaar waren, dan kunt U zich
voorstellen dat het dringen was om aan de beurt te komen.
Na het ontbijt werden we losgelaten in een stuk bosch achter het kamp gelegen. Ook alweer
omheind met prikkeldraad. En onder bewaking. Maar dat hinderde niet. Er was tenminste
schaduw, ( het was erg warm in die dagen ) geen stof, een kwaal waar het kamp erg onder
leed, en als je heerlijk op je rug lag en je keek zoo eens omhoog in de toppen van de
boomen, dan zag je tenminste eens even niet dat prikkeldraad. Want dat .prikkeldraad werd
op het laatst een nachtmerrie. Waar je liep, en waar je stond elk hoekje en gaatje,
prikkeldraad. Om een uur of tien stonden de eerste tenten al weer in de rij voor het
middageten. Elke dag schoof men per tent een plaatsje op, zoo dat we om de zooveelste dag
elke tent een keer de eerste was. Behoorde je tot een der eerste tenten , dan had je
gewoonlijk s morgens om 11 uur de middagmaaltijd al op, was men èèn van de
laatste, dan gebeurde het heel vaak dat men s middags om 3 uur pas de maaltijd
kreeg. Het is erg moeilijk koken voor 5000 man en zoo was er nogal eens een keertje
tekort. Dan werd de keuken tijdelijk gesloten. Haastig werd een nieuwe voorraad bij
gekookt aangevuld uit de groote centrale kampkeuken en na een uur werd de zaak weer
heropend. De organisatie van die uitdelerij zat prima in elkaar. Op twee plaatsen werd het
eten uitgedeeld. Af en toe vielen er een paar flauw die niet tegen het lange wachten in de
zon konden.
Dagelijks werd er ziekenrapport gehouden. Een druk beklante zaak. Uren en uren moest men
soms wachten, maar ook was het een afleiding. Je kwam het tentenkamp eens uit en als je
verkoudheid voorwende dan kon je er zeker van zijn dat er een pakje drop overschoot. In
dat opzicht waren we net kinderen. Gek op een snoepje. In ijltempo werd het heele kamp
ingeënt tegen pokken en typhus. Tegen pokken iedereen, tegen typhus alleen die menschen
die het in Holland tijdens de mobilisatie niet hadden laten doen. In tijd van 3 kwartier
werden 400 man ingeënt. Velen hebben er een paar beroerde dagen van meegemaakt.
Roken
De tabaksnood werd grooter en grooter. Ik heb een keer 10 man an één sigaar zien lurken.
Steeds deed de sigaar de ronde, met begeerige blikken gevolgd door degenen die op dat
moment moesten toekijken. En daarom heen nog een heele kring van niet-aandeelhouders in de
sigaar.
Toen we pas in het kamp waren en nog voldoende voorraad hadden,zagen we de Polen peukjes
oprapen die ze hier en daar vonden. Zoover zal zal het met ons toch wel niet komen zullen
de meeste Hollanders wel gedacht hebben, maar of het zoover met ze kwam.Over de dagen die
nog volgden, voordat definitief naar huis kon worden gegaan, en wat daarmee in verband
stond ,de aankomst in Holland, enz
.
Na 17 dagen eindelijk naar
huis
De eindeloze dagen van verveling die nu volgden, zijn met geen pen te beschrijven. Dagen
waarop de wildste geruchten in het kamp de ronde deden. Dagen, waarop we er haast zeker
van waren, morgen gaan we beslist naar huis
..en elke keer liep het op een
teleurstelling uit. Er kon geen officier in het kamp komen of hij werd door een groote
schare omringd, die hem het groote nieuws wel van de lippen zouden willen lezen Maar
gewoonlijk wist de man ook niets!! Deze 17 dagen hebben mij langer geleken als een jaar
van mijn leven. Maar op een Donderdag dan werden er eindelijk zulke maatregelen genomen,
het kon niet anders of we zouden de volgende dag vertrekken.
Dekens, handdoeken en kommen werden ingenomen ;de laatste nacht moesten we maar zonder
dekens slapen. Met liefde deden we dat, al hadden we voor de laatste nacht de gekste
dingen moeten doen, we hadden het gedaan.
En wat wel het zekerste teeken was dat we weggingen, was dat de keukens voor de volgende
dag niet meer behoefde te koken. In alle tenten werd gezongen dien avond, Het was een
gejubel om doof van te worden; geslapen hebben we nauwelijks.
Al heel vroeg waren de meesten weer uit de veeren. Alleen de ergste pessimisten bleven
liggen. En ze hadden helaas weer gelijk
.
,we gingen dien dag nog niet
weg
Het transport goederenwagons was niet aangekomen. Eenstemmig heerschte er na deze
mededeling, een afgrijselijke stemming.
Op transport
Ik heb het kamp nog nooit zoo stil meegemaakt als die dag. Maar ach die volgende morgen.!
Het eerste transport van 1800 man waar ik zelf bij behoorde zou om 5 uur s morgens
uit het kamp vertrekken., het tweede om 10 uur en het derde om 2 uur. Daar stonden we weer
bezakt en bepakt, maar nu in een heel wat betere stemming als toen we kwamen. Toen wisten
we niet voor hoe lang en nu, gingen we naar huis. Sinds April was ik niet thuis geweest,
het was nu al weer 8 juni. Ruim twee maanden geleden.
De randsoenen in het kamp waren per 3 man voorzien van 2 brooden en per 25 man van een
groote worsten van een Limburgsche kaas, althans het moest het voorstellen. Die kaas gaven
we voor het grootste gedeelte weg aan de Poolse en Fransche krijgsgevangenen, die in
groote groepen naar ons vertrek stonden te kijken. Toch erg zielig voor die menschen. Wij
naar huis, en zij voor wie weet nog hoe lang in die kampen. De goederentrein stond klaar
met banken in de wagons. Een soort zesde klas dus. Maar het reed
..om 10 uur
tenminste.Daar gingen we op Holland aan, via Maagdenburg, Hannover, Osnabrück, Gronau,
waar we s nachts om 2 uur arriveerden. Door open deuren en luikjes hadden we het
natuurschoon onderweg kunnen bewonderen. We bleven er staan tot 5 uur s morgens.
Toen
..op naar de grens
Eindelijk passeerden we de grens. Het was meteen te zien dat we weer in Holland waren. De
menschen hingen in nachtgewaad uit de ramen om ons toe te juichen. Op zulk een ontvangst
hadden we niet gerekend. Ontroerd stonden we voor de open luikjes naar buiten te kijken;
we hadden er wel zoo uit willen springen. Het was als of we jaren weg geweest waren.
Enschede was het eindpunt. Na een reis van 20 uur konden we uitstappen en onze stijve
ledematen weer eens strekken. Wagonsgewijs marcheerden we naar het Volkspark waar ons een
ontvangst ten deel viel, zooals we in onze stoutste verwachtingen niet hadden durven
dromen. We kregen soep, met groote stukken vleesch, brood met ham en worst, we konden ons
laten knippen, baden, enz
..
De bevolking van Enschede heeft voor dit alles een eereplaats in onze harten veroverd. Nog
een medisch onderzoek en toen naar huis. Moet ik U van mijn thuiskomst vertellen?
Nee, nietwaar. Die kunt U zich wel voorstellen. Waar een doodelijk ongeruste moeder mij
ontving. Het eerste bericht omtrent mij hadden ze thuis eerst den 1e Juni
ontvangen, afgezonden de 16e Mei. Het tweede door mij verzonden bericht haalde
ik den morgen na mijn thuiskomst zelf uit de brievenbus. En hiermede waarde lezer ben ik
aan het einde van mijn verhaal, er zou nog veel meer te vertellen zijn, maar we zullen het
hierbij laten.
De namen van de de 11 Infanteristen
Sergeant:
Dirk Bode. - Bussum
Korporaal:
Kees van Diepen.- Alkmaar
Soldaten:
Jaap Doodeman- Nibbixwoud
Nelis Hoogland- Beverwijk
Klaas Winter- Uitgeest
Dirk Ruiter- Wervershoof
Kees van der Steen St. Maarten
Engel Neeft - Krommenie
Sjoerd Grootenhuis Urk
Jur. Dijkstra Midden Beemster
Toon Baars t Zand
Het grootste gedeelte van de manschappen die later het eiland Rottum moesten gaan verdedigen. | 1940 "
Cuisine et Patisserie". De keuken op het eiland Rottum. |
De kamer van de Sergeant op Rottum De bijgebouwen van ons verblijf (keuken enz..) | De bijgebouwen van ons verblijf (keuken enz..) |
Rottum 1940 |
Het voetbaleltal van Rottum 2 de van links vader Jaap. | De aftrap. | Van de kleine naar de grote boot |
Het kamp "Lückenwalde" |
Kamp "Lückenwalde" |
Uitkijkpost in het kamp "Lückenwalde" |
In de rij om eten op te halen kamp "Lückenwalde" |
|
Klik op de foto's om ze te vergroten. |
||
Het appèl in het kamp "Lückenwalde" |
Kaartje omgeving Berlijn |
© D. Bode / S. Doodeman