Van strijd tégen het water naar strijd mét het water

De strijd tegen het water zit ons als Nederlanders in het bloed. Het is een kenmerk van onze cultuur. Dat geldt zeker voor de kuststrook van Noord Nederland dat van oudsher een zeer waterrijk gebied is. In dit veenachtige gebied is gedurende lange tijd geen sprake van een duidelijke scheiding tussen land en zee en moet uit lijfsbehoud flink strijd worden geleverd met het water.
Ondanks deze barre omstandigheden is er al enkele eeuwen vóór Christus sprake van menselijke bewoning in dit gebied. Tot de achtste eeuw na Christus vindt deze bewoning met name plaats op terpen. De leefomstandigheden zijn slecht, zoals uit een citaat van de Romein Plinius mag blijken:

".....wat is de natuur en karakteristieken van het leven van mensen die leven zonder bomen of struiken. We hebben inderdaad gezegd dat in het oosten, aan de kusten van de oceaan, een aantal rassen in zulke behoeftige condities verkeren; maar dit geldt ook voor de rassen van volkeren die de Grote en Kleine Ghaucen genoemd worden, die we gezien hebben in het noorden. Daar stort, twee keer in elke periode van een dag en een nacht, de oceaan zich met een snel getij zich over een onmetelijke vlakte, daarbij de eeuwenoude strijd van de Nature verhullend of het gebied tot het land of de zee behoort. Daar bewoont dit miserabele ras opgehoogde stukken grond of platforms, die ze met de hand hebben aangelegd boven het niveau van het hoogst bekende getij. Levend in hutten gebouwd op de gekozen plekken, lijken zij op zeelieden in schepen als het water het omringende land bedekt, maar op schipbreukelingen als het getij zich heeft teruggetrokken, en rond hun hutten vangen ze vis die probeert te ontsnappen met het aflopende getij. Het is voor hen niet mogelijk om kuddes te houden en te leven op melk zoals de omringende stammen, ze kunnen zelfs niet met wilde dieren vechten, omdat al het bosland ver weg ligt. Ze vlechten touwen van zegge en biezen van de  moerassen om daarmee netten te kunnen uitzetten om vis te vangen, en zij graven modder op met hun handen en drogen het meer in de wind dan in de zon, en met aarde als brandstof verwarmen zij hun voedsel en hun eigen lichamen, bevroren in de noordenwind. Hun enige drank komt van het opslaan van regenwater in tanks in het voorhof van hun huizen. En dit zijn de rassen die, als ze nu overwonnen worden door de Romeinse natie, zeggen dat ze vervallen tot slavernij! Het is maar al te waar: Het lot spaart de mens bij wijze van straf."

Rond 1000 na Christus begint men met de aanleg van dijken in het gebied, om zodoende de zee beter buiten de deur te houden. Overigens is onlangs in het Friese Peins (nabij Franeker) een 40 meter lang stuk dijk ontdekt dat vermoedelijk stamt uit de eerste of tweede eeuw voor Christus. De dijkaanleg neemt vanaf de late middeleeuwen een steeds hogere vlucht, de wateroverlast neemt af en de grens tussen land en zee krijgt langzamerhand vorm. Vanaf de zeventiende eeuw wordt die grens via landaanwinning zeewaarts opgeschoven. Het hoogtepunt van de landaanwinning vindt plaats in de negentiende en twintigste eeuw.
Naast de strijd tegen het water begint in de tweede helft van de vorige eeuw langzamerhand ook een ander idee post te vatten. Namelijk dat de natuurlijke processen van water, wind en zandtransport niet louter bedreigend hoeven te zijn voor de mens. Deze processen hebben hun eigen waarde en kunnen bovendien ook voor de mens van nut zijn bij het handhaven van de kustveiligheid.
Het huidige kustbeheer is een afspiegeling van beide benaderingen. Enerzijds handhaven we de kust en garanderen we de veiligheid voor de mens, anderzijds geven we de natuurlijke processen langs de kust waar mogelijk de ruimte. We stimuleren de natuurlijke aanvoer van zand naar de kust en zorgen op die manier dat de natuur ons een handje helpt bij de kusthandhaving. Niet meer 'vechten tegen de zee', maar 'vechten mét de zee'.

Uitgangspunten van het beheer van Rottumeroog en Rottumerplaat
ook het huidige beheer van de eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat kan als uitvloeisel worden gezien van een meer natuurlijke visie op het kustbeheer. Beide eilanden kennen geen permanente bewoning en hebben ook geen directe functie voor de kustveiligheid. om die reden is begin jaren '90 besloten om de natuurlijke processen die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van beide eilanden zoveel mogelijk ongestoord te laten verlopen. Voor Rottumerplaat werd gekozen het beheer in zijn totaliteit stop te zetten. Voor Rottumeroog werd gekozen voor een extensief en natuurvriendelijk beheer. Op deze manier wordt de levensduur van het eiland verlengd, maar wordt niet wezenlijk ingegrepen op de processen die het gedrag van het eiland bepalen.

De processen achter de ontwikkeling van Rottumeroog
Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van Rottumeroog in de afgelopen eeuwen, dan wordt duidelijk dat het eiland zich onverbiddelijk naar het (zuid)-oosten verplaatst en in omvang afneemt. Op grond van deze ontwikkeling mag men verwachten dat het eiland op den duur vrijwel of geheel zal verdwijnen. Voor een goed begrip van deze morfologische ontwikkeling is het van belang inzicht te hebben in de processen die hieraan ten grondslag liggen.

Het morfodynamisch systeem
Bij de morfologische ontwikkeling van de Waddenzee en dus bij die van Rottumeroog, staat het 'morfodynamisch systeem' centraal:

wpe3.jpg (15629 bytes)

Het morfodynamisch systeem bestaat uit drie elementen: waterbeweging (met name golven en getijstroming), sedimenttransport (met name zandtransport) en de morfologie zelf. De waterbeweging beïnvloedt de morfologie van de Waddenzee via het transport van sediment van plek A naar plek B. De morfologie heeft echter op zijn beurt weer invloed op de waterbeweging: het dwingt de waterbeweging in een bepaalde richting. Op deze wijze vindt een continue terugkoppeling plaats tussen processen en vormen, zodat oorzaak en gevolg niet duidelijk zijn.
Het principe van het morfodynamisch systeem is van toepassing op alle denkbare ruimteschalen in de Waddenzee. Op kleine schaal kan men denken aan een zandribbeltje op het strand dat wordt gevormd door golven en op zijn beurt de golfwerking weer beïnvloedt. Op grotere schaal kan worden gedacht aan een waddeneiland dat als gevolg van getij- en golfwerking van vorm verandert en zelf ook weer de waterbeweging beïnvloedt.
De morfodynamische processen die het gedrag van Rottumeroog bepalen, spelen op een relatief grote ruimteschaal.

wpeA.jpg (27559 bytes)

De relevante morfologische eenheden zijn: het eiland zelf, het zeegat Schild met buitendelta, de noordelijke onderwateroever van het eiland, de eilandhoofden, het platengebied te zuiden van het eiland en het Sparregat. in deze gebieden vindt zandtransport plaats onder invloed van getijbeweging en golven. Het zijn deze zandtransporten die bepalend zijn voor het gedrag van het eiland.
In het licht van de ruimteschaal van deze processen kunnen we ten aanzien van het eilandbeheer het volgende concluderen. Beheersmaatregelen die zich beperken tot het eiland zelf (zoals het invangen van zand via stuifschermen) hebben geen wezenlijke effecten op de morfologische ontwikkeling van het eiland. De ontwikkeling van het eiland kan pas daadwerkelijk worden beïnvloed wanneer we beheersingrepen doen op de schaal van het morfodynamisch systeem waar het eiland deel van uitmaakt. Als voorbeeld van maatregelen op deze schaal moet worden gedacht aan grootschalige zandsuppleties op de het eiland en de vooroever. Dergelijke rigoureuze ingrepen zijn echter totaal in tegenspraak met het eerder geformuleerde uitgangspunt: waar mogelijk de natuurlijke processen de ruimte geven.

Kustvorm wordt bepaald door getijverschil en golfhoogte
Een waddenkust komt niet alleen in Nederland, Duitsland en Denemarken voor. Langs diverse andere kusten verspreid over de wereld vinden we vergelijkbare gebieden, echter steeds met zeer specifieke karakteristieken. Uit empirisch onderzoek blijkt dat deze karakteristieken in hoge mate worden bepaald door het heersende getijverschil in combinatie met de gemiddelde golfhoogte. in het algemeen geldt dat een groot getijverschil in combinatie met een geringe golfhoogte leidt tot een zeer 'open' kust, zonder eilanden, met enkele zandplaten en een uitgebreid gebied met kwelders en wadplaten. Wanneer er daarentegen sprake is van een grote gemiddelde golfhoogte maar een klein getijverschil, ontstaat een gesloten kust met zeer lange eilanden (tientallen km), met daarachter een lagune met weinig tot geen wadplaten. In onderstaande figuur worden vijf categorieën waddenkusten onderscheiden die als volgt kunnen worden gekarakteriseerd:

-type 1 (getij verschil is dominant): geen eilanden, uitgebreide kwelders en strandvlakten
-type 2: door golven opgebouwde richels, soms 'primitieve' eilanden
-type 3: talrijke zeegaten en (korte) eilanden
-type 4: afnemend aantal eilanden, langere eilanden
-type 5 (golfhoogte is dominant): lange aaneengesloten barrières

MORFOL.jpg (31312 bytes)

Golfhoogte en getijverschil bepalen de kustvorm (voor uitleg: zie tekst)
(naar: M.O. Hayes, Barrier island morphology as a function of tidal and wave regime. In: S.P. Leatherman (ed) Barrier islands, from the Gulf of St. Lawrence to the Gulf of Mexico, Academic Press, 1979.)

De gemiddelde golfhoogte ter hoogte van Rottum bedraagt ongeveer 1 meter terwijl het gemiddelde getijverschil ruim 2 meter bedraagt. Uitgaande van figuur 3 kan worden bepaald dat de kust in dit gebied in klasse 3 valt, gekarakteriseerd door talrijke (korte) eilanden en veel zeegaten. Op basis hiervan mag worden verwacht dat in het gebied tussen Schiermonnikoog en Borkum (van ongeveer 25 km lengte) de kans groot is dat er vrijwel altijd één of meerdere eilanden aanwezig zullen zijn.
Deze verwachting lijkt te worden ondersteund door de ontwikkeling van Rottumerplaat en Rottumeroog gedurende de afgelopen decennia: terwijl het oppervlak van Rottumeroog afneemt (van ca 900 ha in 1900 tot ca 300 ha in 1990), neemt het oppervlak van Rottumerplaat in dezelfde periode toe van ca 200 ha tot 900 ha. Het ene eiland wordt dus in zekere zin vervangen door het ander.

Conclusies ten aanzien van de ontwikkeling van Rottumeroog
Ten aanzien van het beheer van Rottumeroog kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Ten eerste hebben kleinschalige beheersmaatregelen zoals het invangen van zand met behulp van stuifschermen, geen wezenlijk effect op de morfologische ontwikkeling van het eiland.
Ten tweede kan worden verwacht dat tussen Schiermonnikoog en Borkum een grote kans bestaat dat er zich altijd één of meerdere eilanden zullen bevinden.

 

Bron:
ir. W.A. Ter Laak (voorzitter van de BAKR)
drs. T.T. Reijngoud
Presentatie 'Zwolledag' SVRR
dd 12 februari 2000