Uitgezwaaid door de havenmeesteres
Door: Rob Biersma
De laatste aflevering van het Waddenweekboek voert naar huis via Texel waar de tocht twee maanden geleden met motorpech begon.
Na enig bellen kom ik erachter dat de motor van mijn zeilboot eindelijk gerepareerd is. Hij was al lang klaar, zei de monteur. En het was geen verbrande klep, maar een lekke koppakking, veroorzaakt door een ingedaalde cilindervoering. Hij moppert nog wat over onvermijdelijke revisies, maar het is niet aan mij besteed. Hoera, eindelijk weer varen en ik spoed mij naar Den Helder.
In de marinejachthaven is niets veranderd. De Kapmeeuw ligt erbij alsof ik gisteren vertrok, alleen zitten overal vette handafdrukken. Maar de motor laat een betrouwbaar pok-pok-pok horen. Ik betaal het liggeld en de volgende morgen vertrek ik in mijn eentje, uitgezwaaid door de roodharige havenmeesteres - de marine loopt in die dingen zeker niet achter.
Op het Marsdiep blijkt nauwelijks wind te staan. Dan maar op de motor naar Texel. Ik besluit de stuurautomaat te installeren, zodat ik mijn handen vrij heb. Tot dusverre was er steeds trammelant met dat ding, maar wie weet doet hij het nu.
En zowaar, hij doet het. Het is een vreemde gewaarwording om over het schip te lopen, terwijl een automaat het stuurwerk doet. Vanaf het voordek is het net een spookschip. Ik moet natuurlijk niet overboord vallen.
Op Texel heb ik nog een afspraak op Ecomare, het bezoekerscentrum bij De Koog. Ik kom er met de vouwfiets in de middag aan. Wat een drukte, ik kan mijn fietsje nauwelijks kwijt. Ik herinner me dat ik in april, op een frisse ochtend, hier helemaal alleen stond, me afvragend waar de ingang was. Dat was om grijze zeehonden uit te zetten op de zandplaat Richel. Omdat een televisieploeg niet kwam opdagen, voer ik als enige journalist mee. Dierverzorger Henk Brugge zegt dat Ecomare de zeehonden uitzet uit dierenliefde. Voor het behoud van de soort was opvang niet meer nodig. Er bestaat hierover een verschil van inzicht tussen Ecomare en de zeehondencrèche Pieterburen. Door de harde wind was van uitzetten op Richel geen sprake, de zeehonden werden zo vriendelijk mogelijk overboord gezet. Toen we wegvoeren bleven ze ons verbaasd nakijken, alsof ze dachten: 'Hé, en de voerbeurt van drie uur dan?'
Op Ecomare ontmoet ik Wiepke Toxopeus. Zij is de dochter van de laatste voogd van Rottumeroog die in 1965 met pensioen ging. Nog steeds is ze verknocht aan dat kleine eilandje waar ze is opgegroeid en dat nu - op een vogelwachter in de zomermaanden na - onbewoond is. Ze komt er ieder jaar met haar broer Hendrik. De voogdwoning is nog steeds intact.
Als ik 's avonds, een beetje melancholiek van haar verhaal, bij mijn boot kom, zie ik vlak naast me het schip Theda liggen. Maar dat is toch het vroegere voogdschip van Rottum? Klopt, zegt de havenmeester, het is van Wiepke Toxopeus, ze heeft het als oud roest uit Delfzijl gehaald en helemaal opgeknapt.
Na een week rondfietsen besluit ik naar huis te gaan. Er staat een gunstige wind en met de stuurautomaat heb ik mijn handen vrij. Om de accu te sparen stuur ik het grootste deel zelf. Maar als ik ter hoogte van Callantsoog koffie wil zetten, doet de automaat het niet meer - zijn inwendige kompas wijst een vreemde koers aan. In IJmuiden, waar ik overnacht, controleer ik alles. Nou ja, dan maar zonder automaat.
Zo in je eentje is de marina IJmuiden erg ongezellig. Dure jachten met luidruchtige Duitsers. Waarom praten die lui altijd zo verstaanbaar? Ik ga vroeg naar bed met oorpluggen in.
Als ik om vijf uur vertrek is de zon nog niet op. Pas bij Noordwijk wordt de hemel roze. Ik heb ontdekt dat ik de helmstok toch wel even los kan laten en zet koffie terwijl ik het kompas in de gaten houd.
Bij Hoek van Holland gooi ik de zeilen eraf en start de motor. Ik moet nog een tijd wachten voor ik bij de Waterweg naar binnen kan - ik durf niet tussen die grote schepen over te steken. Dan is het nog zes uur tegen de stroom in voor ik bij Rhoon ben, mijn thuishaven. Als ik mijn box indraai, hoor ik de buurman zeggen: 'Ga jij die man eens helpen, ik geloof dat hij alleen is.' Maar ik lig al vast.
Bron:
NRC Handelsblad
7 juli 1997