Rechts houden op het Wad
Door: Wio Joustra
'Alpinisme in twee dimensies.' De definitie van W.F. Hermans zal niet licht worden overtroffen. De combinatie van natuurschoon, fysieke inspanning èn een kans op calamiteiten maken wadlopen tot een geliefde bezigheid. Op mooie weekeinden wagen duizenden zich bij eb het Wad op. Tijd voor strengere regels, vinden overheid en Wadenvereniging. 'Je moet hetgeen waarvoor je komt niet tegelijk bederven.'
Vanaf de westkust van Texel vertrokken ze. Zes uur vóór laag water. Indachtig de woorden van George Bernard Shaw dat 'de kracht om alleen te staan veel droeve eenzaamheid waard is'. Ze trokken een rubberboot achter zich aan en bij hun uitrusting zat een van de eerste transistorradio's van Nederland. Een knoert van een ding en dus een zware last. Maar essentieel voor het weerbericht. Texel - Vlieland was lopend nog niet eerder gedaan.
Het was oktober 1964. Jaap Buwalda en Jan Abrahamse, geografie-studenten uit Groningen en pioniers van het moderne wadlopen hadden voor de zekerheid een volgboot ingeschakeld, met een journalist en een fotograaf van de Tesselse Courant. De cruciale ontmoeting zou bij de derde geul zijn, rond half vier 's middags. Het is er nooit van gekomen. De boot kreeg motorpech; het gezwaai van de verslaggevers naar de vuurtoren op Texel werd door de hulpwachter niet serieus genomen.
'Intussen probeerden wij naar Vlieland te komen; we lagen wel een uur achter op het schema', zegt Abrahamse, hoofdredacteur van het Waddenbulletin en van Noorderbreedte, een tijdschrift over landschap- en cultuurhistorie in de drie noordelijke provincies. 'We hadden het middenstuk niet verkend en dat brak ons op. Het water kwam met een rotgang opzetten. We hebben toen twee stokken op de hoogste plaat neergeplant en zijn in de boot gaan zitten.'
De transistor voorspelde dat de - gunstige - straffe oostenwind rond middernacht zou draaien naar noordwest. Het volgende laag tij was pas om drie uur 's nachts. Abrahamse: 'Het begon te regenen, het werd koud. Op een gegeven moment vielen we droog. We zeiden tegen elkaar: we gaan het proberen. 's Ochtends om een uur of zes kwamen we aan bij het Posthuis, op Vlieland het begin van de bewoonde wereld.'
Tijdens lezingen in Friesland en Groningen maakten Abrahamse en Buwalda furore met hun verhaal over de avontuurlijke tocht van Texel naar Vlieland. De winter van 1963, het jaar waarin Reinier Paping de meest barre Elfstedentocht in de historie won, had boer Hijlke Dijkstra uit Pieterburen een tocht over de bevroren Waddenzee naar Schiermonnikoog georganiseerd voor ruim driehonderd liefhebbers. De witte hel van 'Hollands Noordpool' bracht oudere eilanders de ijswadtochten in de strenge winter van 1928/'29 in herinnering.
Over die winter schreef Sake van der Werff van het gelijknamige hotel op Schiermonnikoog een boekje. 'Ik heb gemeend dat de gewaagde tochten over het waddenijs die in den strengen winter van 1928/'29 door eilanders en niet-eilanders zijn volbracht en over enkele waarvan in de couranten melding is gemaakt, waard zijn aan de vergetelheid te worden ontrukt.' Het boekje was als het ware een ode aan de strenge winters in vervlogen eeuwen dat de bevroren Waddenzee de enige verbinding tussen eilanden en vasteland vormde.
Mr Derk Schortinghuis uit Den Haag, oud-secretaris van de Nederlandse Vereniging van Landaanwinning, claimt de uitvinding van het wadlopen in warmere seizoenen. Hij liep al in 1939 naar Rottumeroog. In Wadlopen (Knoop en Niemeijer) schrijft hij: 'Als je zo na dertig jaar bij het lief en leed van de wadloperij stilstaat, kom je wel tot de overtuiging dat het een vitale en weerbarstige zeepbel is, net iets meer dan helemaal niets, hoofdzakelijk een beetje menselijke levensadem.'
Maar ook Schortinghuis moet geweten hebben dat het wadlopen van alle tijden is, ook al stond het niet altijd als zodanig bekend. Monniken uit de kuststrook dreven in de dertiende eeuw vee over het drooggevallen Wad naar de zomerweiden van Schiermonnikoog. En in het begin van de zeventiende eeuw, zo gaat een eilander mare, ontvluchtte een boerenknecht Rottumeroog na een enorme ruzie met zijn baas. Niet alleen wist hij aan de galg te ontkomen, ook bereikte hij het vasteland.
Het Wad - de zee, de eilanden, de kust - zal altijd blijven fascineren en inspireren. 'Men weet niet of men dit gebied tot de zee moet rekenen of dat men land voor zich heeft', schreef de Romein Plinius. Het Wad ligt op de grens van zand en slik, van zout en zoet, van hoog en laag, van droog en nat, maar kent geen scherpe overgangen.
H.J.A. Hofland schreef ter gelegenheid van een kwart eeuw Waddenbulletin in 1990: 'Als ik schilder was zou ik er heel wat voor over hebben om die glans, het metaalblauw van het maanlicht en het bruin van het slib, op m'n doek te krijgen. Ik zou er mijn best op hebben gedaan zoals Van Gogh op het licht dat het café in Arles zijn onherhaalbare helderheid geeft. Als ik componist was, zou ik, godloochenaar die ik ben, allang mijn best hebben gedaan om de muziek van de moddervlakte tot een loflied op de schepping te orkestreren.'
Abrahamse: 'Het is een heel abstract landschap. De diversiteit, de overgangen. Zo fantastisch. Het is het enige weidse gebied dat we nog hebben. Als je op de dijk staat in noord-Groningen zie je aan de ene kant de ploegsporen, populieren en wierden en aan de andere kant de vervagende grenzen van het Wad. Bij heiig en windstil weer zie je geen overgang tussen lucht en water en tussen lucht en land. De kust is een wezenlijk onderdeel van het Wad. In Friesland en Groningen behoort de kuststrook tot de oudste cultuurlandschappen van Nederland. Het Reitdiepgebied is het Toscane van Nederland. Ezinge is ouder dan Rome.'
Dat het waddengebied een oerwereld is van verrassende schoonheid werd vanaf het einde van de jaren zestig door hele volksstammen ontdekt. Je moest geblowd hebben en te voet het Wad overgestoken zijn. Het was de ultieme overwinning op jezelf, de natuur en de vijandige elementen. Tochten werden georganiseerd naar Ameland, Schier, Rottumeroog, Rottumerplaat, Engelsmanplaat, Simonszand, Terschelling, Griend of De Richel.
Abrahamse, die mede aan de basis stond van de popularisering van het wadlopen: 'Er ontstond een hausse, vooral in de weekeinden. Het werd zo erg dat Buwalda en ik besloten niet meer te lopen op zaterdag en zondag. Om het kwartier vertrok een groep van honderd man. Duizenden mensen, een soort Elfstedentocht op het Wad. Op de kwelder bij Schier kreeg je Woodstockachtige taferelen van mensen die zich omkleedden en hun voeten wasten.'
Omdat er in Nederland geen bergen zijn? Willem Frederik Hermans noemde wadlopen 'alpinisme in twee dimensies'. De hoogte ontbreekt, maar daar staat de wisseling van eb en vloed tegenover. Uit het voorwoord van Wadlopen: 'Een overeenkomst tussen het bergbeklimmen en het wadlopen is er zonder twijfel. Beide sporten brengen de mens in een majesteitelijke natuur, die fascineert en tegelijk een grote uitdaging vormt.'
Naast het wadlopen 'naar de overkant' kwamen er kwelderzwerftochten en excursies en raakte het 'bankwandelen' - het groepsgewijs kuieren over een zandplaat vanuit een drooggevallen zeiljacht - in zwang. 'Eind jaren zeventig liep de belangstelling terug', zegt Liesbeth Meijer, actie-coördinatrice van de Waddenvereniging in Harlingen. 'Er zijn mensen verdronken en er deden zich enkele geruchtmakende bijna-ongelukken voor, waarbij wadlopers met helikopters en reddingsboten in veiligheid moesten worden gebracht.'
Een dieptepunt was 1980, maar eind jaren tachtig was het aantal wadlopers weer opgelopen tot het oude niveau van zo'n 40 duizend per seizoen (mei tot oktober). De wadlooporganisaties onderkenden in de jaren zeventig al dat het massale karakter van deze rage moest worden bestreden. Ze maakten afspraken over de verdeling en beperking van groepen en aantallen, die werden vastgelegd in het 'Traktaat van Oostmahorn'.
Dat kan worden gezien als de voorloper van de eerste Wadloopverordening, in 1981 vastgesteld door de provincies Friesland en Groningen. 'Het hoofdmotief daarvan was veiligheid', aldus Meijer. 'Maar al snel bleken er toch te veel gaten in te zitten. De meldplicht werkte niet. Er was wel een maximum voor het aantal lopers per gids, maar voor de routes golden geen uiterste aantallen. Daar kwam bij dat de aantallen en soorten tochten alleen maar toenamen.'
Het dilemma voor de Waddenvereniging is dat zo veel mogelijk mensen van het Wad moeten kunnen genieten, maar dat de veiligheid van dit unieke natuurgebied niet in gevaar komt. In Meijer's bewoordingen: 'Het moet mogelijk blijven te komen en tegelijkertijd moet je niet bederven waarvoor je komt. Want het is een leuke manier om met het Wad kennis te maken. Het is een vorm van recreatie waarop je niet een verbod moet leggen, want mensen raken eraan verslingerd.'
Niet alleen vanuit de vereniging, ook vanuit de Waddenadviesraad, het ministerie van Natuurbeheer en de provincies is de behoefte ontstaan om zowel de bescherming van de natuur als alle activiteiten op het Wad aan strengere regels te binden. Dit seizoen wordt een verordening van kracht die strengere eisen stelt aan de opleiding van gidsen en scherper provinciaal toezicht voorschrijft. Bovendien is tussen de wadprovincies en de vier grote wadlooporganisaties in Groningen en Friesland een convenant gesloten, met afspraken over maximum aantallen, route-verdeling en quotering.
Die afspraken moeten er voor zorgen dat het Wad er niet meer uitziet als de Kalverstraat op een mooie zaterdag. Meijer: 'Wij denken aan 50 duizend mensen per jaar. Die zul je moeten verdelen over de perioden en de routes.' Want, zoals in Wadlopen als onderschrift bij de laatste foto staat: 'De toekomst van de wadloperij? Er zullen altijd mensen blijven die hevig van de kook raken als ze die ijle, ruime waddenwereld voor zich zien.'
Bron:
De Volkskrant
16 maart 1996