Stippen in het zand

Door: Truus Duisterwinkel

Een bezoek aan Rottumerplaat is slechts voor een enkeling weggelegd. Schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers bivakkeerden ieder een week op het eiland. Jakob Frankes komt er bijna veertig jaar voor Rijkswaterstaat. Stippen op een onbewoonde zandplaat.

Het bordje met 'Verboden toegang' is verdwenen. Het is losgeschroefd van het paaltje. ,,Mensen, hier zijn mensen geweest'', zegt Egbert Bakker van Rijkswaterstaat. Alsof ze nog in de buurt zijn, kijkt hij om zich heen. De eenzaamheid en de verste verten van Rottumerplaat blijven mensen lokken die denken dat ze hier nog Robinson Crusoë kunnen zijn.
Rottumerplaat is verboden gebied. Sinds het onderhoud in 1991 is gestaakt en zee en wind er vrij spel hebben, komen 's zomers alleen twee vogelwachters en af en toe een medewerker van Rijkswaterstaat op het eiland. De natuur is er te kwetsbaar, zelfs excursies zijn verboden.

Het verblijf van Jan Wolkers en Godfried Bomans spreekt daarom nog altijd tot de verbeelding. Zij bivakkeerden in juli 1971 op uitnodiging van de Vara ieder een week in totale afzondering op het onbewoonde Waddeneiland voor de kust van Groningen. De radio was de enige verbinding met de bewoonde wereld ,,Nog steeds zijn er mensen die het Bomansgevoel willen ervaren'', weet Jakob Frankes (58) van Rijkswaterstaat.

Hij waadt met zijn lieslaarzen aan richting het strand. Daar, bij de puindam stond het hek dat Wolkers timmerde. Het hek van strandhout moest Rottumerplaat beschermen tegen de bedreigingen van buitenaf. Tegen mensen vooral. Jan Wolkers, 2x bellen, stond op het bordje bij de deurbel. Boven de deur spijkerde hij een gipsen kop van Beethoven.

Het oranje tentje van de schrijvers stond verder westwaarts, waar nu de struiken beginnen. ,,Die vlierbessen waren er in 1971 nog niet'', weet Frankes. Hij kwam in april 1970 voor het eerst naar Rottumerplaat.

Frankes plantte helm, legde betonmatten en maakte schermen van wilgentenen zodat het zand zou blijven liggen. Hij maakte van twee duintjes en een stuifdijk een eiland, samen met Bakker en de andere mannen van Rijkswaterstaat en met de hulp van zand, wind en soms een bulldozer. Hij zag het eiland groeien en krimpen en altijd weer veranderen.

Toen de mannen van Rottumerplaat in 1971 twee weken zomervakantie hadden, kwamen de schrijvers naar het eiland. De vraag aan hen was: Kan een mens het in onze tijd in volstrekte eenzaamheid uithouden? Het radioprogramma Alleen op een eiland. Dagboek van een eilandbewoner sloeg, in een tijd zonder mobieltjes en internet, in als een bom.

Frankes kampeerde op Ameland. Op de camping luisterde hij iedere middag rond twaalf uur naar zijn transistorradiootje. Hij hoorde de gesprekken van verslaggever Willem Ruis, eerst met Bomans en later met Wolkers.

Na de vakantie voer Frankes met zijn collega's vanuit Noordpolderzijl terug naar Plaat. ,,Op het strand roken we die dikke zeehond van Wolkers al. Een hele dikke joekel. Die hebben we eerst maar even begraven. Het mes lag er nog bij.''

,,Eergisteren heb ik een dode zeehond op het strand gevonden. Ik schrok me rot. Ik dacht dat het een groot varken was zonder poten. Ik had zoiets nog nooit gezien, zo hoog was het. Met een grote stok heb ik hem opzij gerold, hè. Gisteren ben ik er met een groot mes heen gegaan om hem open te snijden en te kijken of ie zwanger was. De wind stond naar me toe, ik rook 'm al zeker op honderd meter afstand: een vettige, zoete kadaverlucht.

Het water stond me gewoon in m'n mond maar het moest. Toen ik het mes in zijn huid zette en er dieper in doordrong, sisten en borrelden er allemaal gassen uit. Ik jaapte met dat grote mes door die gelige speklaag en ineens werd het donkerrood en bloederig. En toen zag ik ineens tussen al die blubber opnieuw een bonthuidje.

Er zat inderdaad een jong in. Er kwamen van die kleine roeihandjes te voorschijn. En toen het kopje met van die donkere, droevige, uitpuilende ogen. Hij stond op het punt om geboren te worden. De tranen liepen over mijn smoel van de ellende en de stank. De navelstreng zat nog tussen ze.''

Twee dagen later vond Wolkers een levende huiler. Een helikopter bracht het zeehondje naar de wal. ,,Dat was voor het eerst. Toen Lenie er nog niet was, werd een diertje waarvan de hoop opgegeven was, doodgeknuppeld. Uit z'n lijden verlossen, zo ging dat'', vertelt Frankes.

Meeuwen vliegen krijsend op. Als Frankes een meeuw ziet vliegen, denkt hij aan Rottumerplaat. ,,Vooral de zilvermeeuw is een brutale rakker.'' Bomans was bang voor ze. De luchtmacht bezorgde honderden oordopjes zodat hij minder last had van het gekrijs.

De vogelwachters van Staatsbosbeheer zijn vorige week gearriveerd. Vanuit het groene hokje op stelten tellen zij vogels, bewaken ze het eiland en zien ze de duizenden meeuwen duiken, zoals Wolkers de vogels dat zag doen. ,,Ze duiken niet op mijn schedel. Ze schijten wel verschikkelijk. Je wordt hier met open darmen ontvangen.''

De wind waait vandaag met een kracht van 7 Beaufort uit het noordoosten. Golven breken in het Schild en zand stuift langs de steile duinen. ,,Soms stond het water tot het randje, tot de voet van het duin. Maar dat gebeurde niet zo vaak als nu. Toen was het anders, toen dacht ik nooit: nu gaat 'ie er doorheen'', zegt Frankes.

Toen was het eiland kleiner, maar waren er meer lage, begroeide duinen die het achterland beschermden tegen de woeste zee. Nu is er een smalle strook strand die de stuifdijk van de zee scheidt.

,,Nou, het is net een pan melk die overkookt. Ik sta hier te schreeuwen tegen de wind in. Ik denk, als het water nou hoger komt, word ik weggespoeld. Maar daar schijnt geen gevaar voor te zijn. Is dat eigenlijk wel zo? Over.

Bomans was bang voor de wind en de nacht. Wolkers niet. ,,Ik heb geen angst. Als je in het donker loopt, hoor je de zee klotsen en dan aan de waddenkant die doodse stilte. Je weet: hier zijn geen mensen.''

En juist dat viel Bomans zwaar. ,,Met de nacht heb ik het een beetje moeilijk. Zo tegen half tien als het donker wordt heb ik een beetje een zwaar moment. Ik voel me dan werkelijk helemaal eenzaam. En dan denk ik wel eens waar ben ik aan begonnen.

Het is het besef: ik ben helemaal alleen. Je ziet niets dan water, zand en lucht. In die enorme ontzaglijke ruimte voel je je een stip. Er is niemand die met je praat, je hoort geen stem, je ziet geen mens. Dat is niet benauwend of beklemmend, juist integendeel. Alleen 's avonds krijg ik het een beetje benauwd.''

Wolkers bleef zich verbazen over vogels, wind en water. Hij zwom in zee en maakte in zijn ,,naakte donder'' kilometerslange wandelingen. Bomans rookte 's avonds voor zijn tent kalm een pijpje.

Lucht en water, zo helder en rein is alles. Het is prachtig, je zit er maar naar te kijken. Vooral 's avonds is het mooi. Dan zit ik op een stoeltje, warm ingepakt te kijken. De zon gaat onder, rechts van mijn tent en dat is ongelooflijk mooi. Ja, meer weet ik er niet van te zeggen. Over.''

Een paar dagen later heeft Bomans het helemaal gehad op de zandplaat. Hij eet amper, een blikje erwtjes en perziken, de radiogesprekjes vindt hij te kort en hij mist mensen om zich heen.
,,Na vijvenhalve dag ben ik tot de ontdekking gekomen dat de omtrek van Haarlem veel mooier is. Ik ben niet zo'n erg natuurmens heb ik ook gemerkt. Ik beschouw de natuur als de afstand tussen twee steden.
Er is geen enkel avontuur te melden dan het avontuur dat je alleen bent en een stip in de ruimte. Ik zie niemand, ik hoor niemand, ik zie dezelfde vogels, meeuwen en sterntjes, dezelfde zee. Dat is indrukwekkend, zeker, maar een avontuur te melden heb ik niet.''

Vijf maanden na zijn verblijf op Rottumerplaat overleed Bomans. Wolkers keerde in 1991 nog eens terug. Frankes woont aan de wal in Baflo en houdt zich voor Rijkswaterstaat bezig met het beheer van de kwelders, Rottumeroog en Rottumerplaat.

 

Een jong eiland
Rottumerplaat is een van de vier onbewoonde eilandjes tussen Schiermonnikoog en het Duitse Borkum. Het bestaat vergeleken met de andere Waddeneilanden nog maar een moment. In 1950 was alleen op het zuidoosten van de plaat een begroeid duintje te bekennen.
Na de oorlog opperde Sicco Mansholt het plan om de Waddenzee in te polderen. Nederland had meer voedsel nodig. Op de bodem van de Waddenzee moesten aardappels groeien. Rottumerplaat werd uitgekozen als werkeiland. Door een stuifdijk aan te leggen, zou het eiland groeien. Handig neveneffect was dat de kust van de vaste wal tijdens stormen beter beschermd zou worden tegen de golven van de Noordzee.
De mannen van Rijkswaterstaat plaatsten schermen en plantten op kale plekken helmgras en ander groen. Ook toen het inpolderingsplan van de baan was, bleef Rijkswaterstaat tot in de jaren tachtig actief.
Opvattingen zijn veranderd. ,,De natuur moet zoveel mogelijk zijn gang gaan'', zegt Kees Tilma van Rijkswaterstaat. De overheid laat sinds 1991 het eiland over aan water en wind. In 1999 was het eiland 580 hectare groot, nu zo'n 800.

Bron:
Leeuwarder Courant
21 april 2007

De radiofragmenten zijn afkomstig van de onverkorte Rottumerplaat-tapes:
Alleen op een eiland. Dagboek van een eilandbewoner.' Godfried Bomans en Jan Wolkers.
Uitgegeven in 2006 door Uitgeverij Rubinstein bv. Totale luisterduur: circa zeven uur.