Waarom zijn de waddeneilanden naar het oosten toe steeds korter?

Door: Jeroen Koot

Als je vanaf Texel de eilanden naar het oosten bekijkt, valt een regelmaat op. Niet alleen liggen ze mooi op één lijn, ze worden ook steeds korter. Texel is nog lang, Terschelling ook, maar de eilanden erop lijken te krimpen. In Duitsland zijn de eilanden zelfs niet meer dan kleine rondjes. Is dat toevallig?

“Nee“, zegt Maarten van der Vegt. Vandaag verdedigt hij in Utrecht zijn proefschrift over de zandbewegingen in het waddengebied. Hierin verklaart hij dat de getijden de eilanden volgens wiskundige precisie hebben gevormd uit een oorspronkelijk rechte kustlijn.

De constante overgang van eb naar vloed laat deze kust slingeren. “Bij vloed komt voor ons gevoel het water van voren. Maar deze getijstroom trekt van zuid naar noord langs onze kust. Die stroom neemt een zandkorreltje mee en legt het bij een verstoring neer. Een ander zandkorreltje dat meedrijft blijft tegen datzelfde korreltje liggen. Zo verplaatst zand zich langzaam van de ene plaats naar een andere en ontstaan er slingeringen in de kustlijn.“ Dit effect bestaat overal langs zandkusten. Als het aan het getij ligt, ziet het strand er rafelig uit, met iedere honderd meter een stuk land dat de zee in steekt en zich daarna terugtrekt. Aanrollende golven trekken de kustlijn recht.

Zo gaat het gevecht eeuwig door. Golven maken de kust recht, het getij maakt ze rafelig. Wat overblijft is een compromis: een strandlijn die grofweg om de tien kilometer een stukje de zee in steekt en dan weer terugkomt.

Laat die tussenafstand nou precies de lengte zijn van de waddeneilanden. Volgens Van der Vegt zijn de diepe geulen tussen de eilanden dan ook de plaatsen waar de kust zich vroeger terugtrok. De kustlijn is daar doorgebroken, het achterland liep onder en het eiland was een feit. Maar waarom worden ze korter richting het oosten? “Omdat het getij in die richting steeds sterker wordt“, vertelt de promovendus. “Bij Texel is het getij zwak. In de richting van Duitsland neemt het gelijkmatig toe. Daarmee komen er steeds kortere slingeringen in de kustlijn. Dat zie je terug in de lengte van de eilanden. Texel is lang, Schiermonnikoog is al een stuk korter.“

Eén eiland valt volgens Van der Vegt uit de toon: Terschelling. Hier zijn de getijdestromen sterker dan bij Texel, terwijl het eiland bijna net zo lang is. “Als we Terschelling niet zouden beschermen, kan het eiland zich opsplitsen“, concludeert hij uit zijn berekeningen. “Op oude kaarten zie je dat het eiland al die neiging heeft. Tegenwoordig behouden we Terschelling door stuifduinen aan te leggen. Mijn model geeft aan dat dit dus altijd nodig zal zijn.“

Bron:
Trouw
20 maart 2006

 

Bericht Universiteit Utrecht
Dynamica van waddenkusten en buitendelta's
Maarten van der Vegt heeft laten zien dat de lengte van eilanden omgekeerd evenredig is met de sterkte van de getijstromingen langs de kust. Sterkere golfinvloed resulteert in langere eilanden. Door de ontwikkeling van kleine golfvormige inkepingen en uitbouwingen van een kust te bestuderen, heeft hij berekend of een rechte kustlijn zich kan ontwikkelen tot een kust met eilanden. Toegepast op de Waddeneilanden bieden de resultaten een verklaring waarom de eilanden voor de Nederlandse kust langer zijn dan de eilanden voor de Duitse kust. De modelresultaten suggereren dat Terschelling relatief lang is en de neiging heeft om op te splitsen.
20-03-2006, 14:30 uur , Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht.
Maarten van der Vegt, Natuur- en Sterrenkunde
Proefschrift: Modeling the dynamics of barrier coasts and ebb-tidal deltas
Promotor 1: Prof.dr. H.E. de Swart Promotor 2: Prof.dr. W.P.M. de Ruijter Copromotor 1: Dr. H.M. Schuttelaars