'Je moet er een beetje gek voor zijn'
Groninger vogelwachters leven vier maanden in volledige afzondering
Door: Wim Jassies
Een vogeltje vliegt in een flits voorbij. Date Lutterop (43) kan hem hooguit uit zijn ooghoeken gezien hebben. "Watersnip", zegt hij meer tegen zichzelf dan tegen boswachter Joop Tiemens, die hem en zijn levensgezellin Giny Kasemir (44) van Rottumerplaat komt afhalen. Vier maanden vogelwacht zit er weer op. Wat ooit een vakantiebaantje van drie weken zou worden, groeide al in het eerste jaar uit tot een aanstelling van drie maanden. Dit keer hebben ze voor het dertiende jaar tijdens het broedseizoen het wel en wee op Rottumerplaat in de gaten gehouden. "Tja", zegt Lutterop, "daar moet je inderdaad misschien wel een beetje gek voor zijn."
Lamsoor kleurt grote delen van het onbewoonde Groninger eilandje prachtig paars. Het is vloed; tienduizenden scholeksters plevieren, sterns en wulpen zoeken er een rustplaats voor het hoge water. Date Lutterop en Giny Kasemir zorgen er namens Staatsbosbeheer voor dat de vogels in hun broedperiode (half april / half augustus) niet gestoord worden. Daartoe werd indertijd de 'Vogelwacht' ingesteld. De vogelwachters bij voorkeur biologen, zijn in de eerste plaats op het eiland om andere mensen weg te sturen. Daarnaast voeren ze ook broedvogeltellingen uit en zetten ze op een rijtje hoeveel vogels bij hoogwater een droog stuk land op Plaat zoeken, 'overtijen' heet dat.
Kasemir en Lutterop doen dat werk al dertien jaren. Hun verhaal laat zich lezen als een ware roman. Ooit, toch wel erg lang geleden zo langzamerhand, leerden ze elkaar kennen als studenten biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze hadden een gemeenschappelijke interesse: de grote liefde voor vogels. Er vormde zich een enthousiast clubje, dat graag de natuur in trok om te vogelen. Maar begin jaren tachtig viel dat clubje uit elkaar. Kasemir deed veel vrijwilligerswerk voor natuurclubs. Lutterop, die zijn studie maar niet wist af te ronden, hield zich vooral bezig met het kweken van aquariumvissen. Tót het vroege voorjaar van 1988. Kasemir was op het kantoor van Staatsbosbeheer toen ze hoorde dat twee vogelwachters voor Rottumerplaat op het allerlaatste moment hadden afgezegd. "Of zij niet wilde?" Ze dacht als compagnon ineens aan Lutterop. Er volgde een telefoontje naar Hoogezand, en er werd al snel besloten op het verzoek van Staatsbosbeheer in te gaan. "Bewaking, vogels tellen en niet langer dan drie weken", dachten ze nog altijd. "Want het ging allemaal snel, snel, snel." Het duo werd overgevaren naar 'Plaat' en naar hun nieuwe behuizing gebracht. "Dat is jullie slaapkamer", werd tijdens de rondleiding door het onverwacht grote, 'hotelachtige' complex gezegd. "Nou", dacht Kasemir toen, "dit moet maar een relatie worden." Waarna de eerste ruzie tussen het jonge stel ontstond, omdat Date in die slaapkamer een sigaret opstak. "Ja", zegt ze lachend, "we hadden al ruzie voordat er een romance was."
Rottumerplaat kreeg tussen de jaren vijftig en tachtig zijn fundament. Een halve eeuw geleden werd door Rijkswaterstaat begonnen met de aanleg van stuifdijk op het stukje grond dat nog nauwelijks de naam van 'eiland' mocht hebben. De filosofie daarchter was om daar een stuk van de Waddenzee in te polderen. Daar is het nooit van gekomen, maar het werk ging door, evenals op de andere eilanden. Toen eenmaal de gedachte aan inpoldering was losgelaten, ging het erom om de eilanden vast te leggen. Waar de natuurlijke dynamiek uitging van 'wandelende' eilanden, wilde Rijkswaterstaat dit proces tegengaan. Totdat in 1990 door de minister werd besloten, dat ook dat onderhoud aan 'PIaat' stop moest worden gezet en dat Rottumeroog slechts minimaal zou moeten worden onderhouden. De protesten waren niet van de lucht. Beide eilandjes zouden worden weggespoeld onder het geweld van de zee en de noordwester stormen, stelden de tegenstanders. "Rottumerplaat", zegt Lutterop nuchter, "is sindsdien alleen maar groter geworden en qua natuurrijkdom alleen maar interessanter." In de eerste jaren dat ze op 'Plaat' zaten, werd er door Rijkswaterstaat nog -vrij ijverig onderhoudswerk verricht aan het toen kleine, smalle eiland. "Het was echt gemaakt", aldus Lutterop. Toen het onderhoudswerk eenmaal was gestopt, ontstond er een dynamisch duingebied, waarachter zich een grote kwelder ontwikkelde. Het aantal soorten broedvogels verdubbelde in dertien jaar tijd tot 35 soorten, het aantal soorten hogere planten nam toe van 100 in 1988 tot 160 dit jaar, waaronder dertien die op de Rode Lijst voorkomen. Dit jaar hebben de beide vogelwachters voorts zestien soorten dagvlinders geteld, terwijl ook het aantal zeehonden dat er komt rusten gestaag is toegenomen.
Lutterop en Kasemir waren ook dit jaar dagelijks op pad om het eiland te bewaken tegen ongewenste- bezoekers. Verder inventariseerden ze de plantensoorten, telden ze vogels en zeehonden en was er een monitoringsproject dagvlinders. En als het tweetal nog tijd over had, werd er onderzoek verricht naar de aanwezigheid van slakken en insecten. "Het eerste jaar", herinnert Kasemir zich, "had ik tien boeken meegenomen. Ik ben in één boek tot bladzijde twaalf gekomen."
De twee Stedumers genieten van de zomers op Plaat. 's Winters zitten ze, op en enkel tijdelijk baantje na, in de WW. Ze geven een enkele lezing, gaan hun eigen gang. "Na de winter", zegt Lutterop, "zien we wel weer. Tot dusverre hebben we steeds weer overeenstemming bereikt met Staatsbosbeheer."
Zonder op de zaken vooruit te willen lopen, stelt hij 'in duizend jaar nooit op 'Plaat' te zijn uitgekeken'. "Eigenlijk", vervolgt hij, "wordt het elke keer interessanter. Ik ben nu a1 benieuwd wat de veranderingen zijn als we volgend jaar weer naar Plaat gaan." De beide natuurliefhebbers vinden het voltrekt geen opgave vier maanden in volstrekte eenzaamheid op een klein eiland door te brengen. "Veel mensen", weten ze, "begrijpen dat niet. Die zeggen dat ze het wel een weekje zouden kunnen uithouden, met een paar goede boeken en een goed glas wijn, maar als het boek uit is, weten ze niet meer wat te doen." Veel mensen zouden wellicht gek worden om na een maand nog steeds tegen dezelfde duintop aan te moeten kijken. "Ja", zegt Kasemir met nadruk, "je moet we1 goed alleen kunnen zijn." Overigens gaat een van de twee om de twee weken een weekend naar de wal, niet alleen om thuis orde op zaken te stellen, maar ook om inkopen te doen voor de komende twee weken. Dan is er wel steeds een vervanger, omdat Staatsbosbeheer niet wil dat een vogelwachter alleen op het eiland is.
"Het is geen druk werk", vervolgt ze, "maar je bent wel de hele dag bezig. Je moet steeds heel alert zijn. Het tij en het weer zijn in dit werk de belangrijkste factoren. Je hele ritme is daarop gebaseerd. Maar het komt nooit op vijf minuten aan. Je hebt het wel druk om alles op tijd af te maken, maar er zit geen stress achter."
Het jaar 2000 was volgens Lutterop "eigenlijk heel tam". Er waren weinig verstoringen en slechts een paar nieuwe waarnemingen: de hop, dodaars en bergfluiter. Qua broedsucces mag va. een slecht jaar worden gesproken. Er waren bijvoorbeeld vijf broedpaartjes lepelaar, die niet meer dan één jong wisten groot te brengen. Ook bij de sterns, de trots van Plaat, was het broedsucces door een zware storm in mei minimaal. "Maar", zegt de vogelwachter, "op Rottumeroog zagen we dit jaar toch voor het eerst een paartje lepelaar een kleine krijgen, terwijl altijd is gezegd dat dit eiland daar te klein voor zou zijn."
Bron:
Nieuwsblad van het Noorden
19 augustus 2000